Fragment
1 De ontmoeting
Het was mei 1965. De dag begon zoals vele andere dagen.
Er hing een rooksluier vermengd met motregen over het
provinciestadje Almelo. Ik rende over de glimmende
keien op weg naar de fabriek, waar ik elke dag weer dezelfde
rituelen verrichtte. Met één handeling haalde ik
de linkermouw van een herencolbert onder de zware
naaimachine door en schoof hem naar de andere kant
van de lopende band. Daar deed mijn collega hetzelfde
met de rechtermouw.
Vlak voor mij liep een meisje in een rok met Schotse
ruiten. Mijn moeder zou me graag in zo’n rok zien, maar
ik hield meer van broeken. Ik haatte rokken. Het meisje
had er flink de pas in, ze was net als ik te laat. De portier
stond wijdbeens en met zijn armen over elkaar op ons
te wachten. Hij grijnsde van oor tot oor. ‘Zo dames, het
bed was zeker warm hè.’
Een herdershond kwam aanlopen, recht op het meisje
af en duwde brutaal zijn grote hondenkop onder haar
Schotse rok. Ze gilde. De portier joeg de hond weg en zei
half in zichzelf: ‘Die is vast ongesteld.’
Bij de garderobe draaide het meisje zich om en zei: ‘Heb
jij ook zo’n hekel aan deze rotfabriek.’
Ik knikte en zei: ‘Ik baal hier vooral van de jongens.’
‘Ik ook, die kunnen alleen maar over neuken en pijpen
praten.’
Het meisje lachte ondeugend. ‘Daar moet je niet over
praten, dat moet je gewoon doen.’
Ik schrok, dit was ik niet gewend. Mijn vriendinnen spraken
daar niet op deze manier over en gebruikten dit
soort woorden niet. Ze leek zo’n keurig meisje.
‘Ik heet Ineke en jij?’
×