Samenvatting
Een schuldeiser kan een zekerheidsrecht vestigen door zijn vordering te verpanden. Het pandrecht is naar huidig recht een absoluut recht, dat wil zeggen een recht dat tegen eenieder kan worden ingeroepen. Een vordering is daarentegen een relatief recht dat slechts tegen een of meer bepaalde personen kan worden uitgeoefend. Kan het dan wel zo zijn dat de pandhouder in geval van de verpanding van een vordering een absoluut recht krijgt? Om een bouwsteen aan te dragen voor de beantwoording van deze vraag onderzocht A.J.H. Smit de verpanding van vorderingen naar Romeins recht. De praetor gaf de pandhouder een actio utilis om de verpande vordering te innen, dat wil zeggen een actie analoog aan een bestaande actie. Wat was dit voor actie? Was het een persoonlijke of een zakelijke actie? Naar het voorbeeld van welke actie formuleerde de praetor deze actie? Het antwoord op deze vragen en op vele andere vindt u in dit proefschrift.