Samenvatting
‘Alles heeft een verhaal nodig. Ook het verhaal. Stilte bestaat niet meer. Er zijn te veel roepers. De mensen zijn het luisteren moe. Daarom, als je roept, moet je zorgen dat je gehoord wordt. En daar heb je aandacht voor nodig. Van welke aard ook.’ In Phossils koffer worstelt een literair agent met de kritische grens van uitgave en de scheefgegroeide balans tussen commerciële overleving en een romantische stoutmoedigheid. Hij krijgt samen met de lezer twee titels te beoordelen. Aan de ene kant een slim e-boek ‘Kwien of the fleas’ dat door AI uit een verdraaide klassieker en de verzamelde leesdata van duizenden e-readergebruikers gegenereerd werd en aan de andere kant een in een trein gevonden papieren historische roman ‘De Waterdief’. Ondertussen dwepen een hoogzwangere ambtenaar van Vreemdelingenzaken en een asielzoeker met de authenticiteit en de geloofwaardigheid van verhalen om zelf gehoord en begrepen te worden. Deze roman gaat over identiteit en hoe die afhankelijk is van anderen. Maar de luisterbereidheid van die anderen is schaars geworden en de prijs die we paradoxaal genoeg moeten betalen om gehoord te worden, hoog.