Fragment
Terwijl hij las in de geprinte aanwijzingen die hij had meegenomen, slenterde zij met de jongens naar het bruggetje. Vol ontzag keken ze naar het water dat bruisend onder hen door stroomde. ‘Wow,’ zei de tweeling als uit één mond.
‘Wat een kracht heeft het water, hè?’ zei Jenna.
‘Komen jullie?’ riep Laurent, met de papieren bo-ven zijn hoofd wapperend. ‘Volgens mij moeten we hierheen!’
De jongens sjokten naar hun vader. Jenna bleef nog even kijken naar de stroom. De zon brandde op haar hoofd en blote schouders. Ze had haar strooien hoed moeten meenemen.
Naast de rivier liep een smal zandpad, en daar liep haar gezin inmiddels ook. Jenna maakte zich los van de brugleuning en liep langzaam achter ze aan. Het paadje was droog en stoffig. Wolkjes zand stegen op bij elke voetstap.
‘Nu moeten we de schat zoeken, mama,’ zei Mats achteromkijkend.
×