Fragment
Ik dacht altijd dat bloed net zo dun was als water. Niet dus. Het is wel vloeibaar, maar een beetje papperig. Fuck, ik zit helemaal onder. Het kleeft aan me, als een soort boetekleed. Ik hoor een ijzeren voorwerp de grond raken. Een schel geluid dreunt door en schudt me wakker uit mijn gedachten. Ik kijk naar beneden. Mijn witte Nikes onder de bloedspetters. Daarnaast ons énige scherpe keukenmes. Als ik mijn ogen scherp stel zie ik dat er karteltjes aan zitten. Nooit eerder gezien. Maar ja, wie gaat er nu een mes staan bestuderen? Het zilveren mes zit onder het bloed, tot aan het handvat toe. Ook gek, dat zoiets zó diep in een borst past. Zou ik zijn hart hebben geraakt? Dat moest haast wel. Anders zou papa nog ademen. Toch? Zijn donkerbruine ogen staren in het niets. Ik kan het niet helpen en ga boven hem staan.
Met mijn vingers sluit ik zijn ogen, zoals ze in films ook doen. Ik sla een kruisje. Gek, ik ben totaal niet gelovig. Het voelt wel goed. Mijn gedachten schieten alle kanten op. Van de vreemde textuur van bloed tot aan de kartelrandjes aan het mes. Een beangstigende gedachte schiet in me omhoog: ik heb mijn vader doodgestoken. Ik hoor mezelf stamelen: ´Sorry pap´. Alsof hij me nog kan horen. En als hij me wel kan horen, alsof hij dan een sorry zou accepteren. Tuurlijk niet. Ik schiet in de lach. Een aanstekelijke lach, volgens papa. Het gelach gaat over in gehoest. Bijna stik ik, Dat zou wat zijn. Lig ik daar dadelijk morsdood langs mijn vermoorde vader. Al snel voel ik één traan over mijn wang lopen. Ik heb de enige persoon die zielsveel van mij houdt doodgestoken.
×