Samenvatting
'Wie zijn kind zelf niet kan opvoeden, wil niet deugen', zo luidt ongeveer het maatschappelijk oordeel over ouders die hun kind niet mogen opvoeden. Falend ouderschap is bijna het ergste dat je kan overkomen. Geen wonder dat veel van deze ouders besluiten een levenslang gevecht aan te gaan met de instanties die zij verantwoordelijk achten voor het grootste verlies dat hen is overkomen. In de meeste gevallen betreft het kinderen die op last van de jeugdbescherming en de kinderrechter definitief in een pleeggezin zijn geplaatst. Gé Haans wil deze ouders met dit boek een podium geven. Op basis van zeventien diepte-interviews wil hij meer begrip kweken voor deze ouders, voor hun verdriet, hun gevoelens van onrecht, hun strijd en voor het gegeven dat deze wonden niet kunnen helen. Naast de ouders zelf, komen ook experts op het gebied van jeugdbescherming en pleegzorg aan het woord. Inzicht in wat deze ouders drijft en in het proces dat zij doormaken, kan de ouderbegeleider/pleegzorgwerker behulpzaam zijn bij het vormgeven en sturen van het vaak complexe samenwerkingsproces tussen ouders en pleegouders. Het welslagen van dit proces is de basis van een succesvolle pleeggezinplaatsing en kleurt daarmee de ontwikkelingskansen van het pleegkind. In Ouderschap zonder opvoederschap bepleit de auteur een paradigmawijziging binnen de pleegzorg: niet de ouder op afstand, maar de ouder als co-opvoeder binnen de pleegzorg. Dat is een vorm van pleegouderschap die het kind en zijn ouders ondersteunt en niet vervangend ouderschap beoogt. In dit nieuwe paradigma groeit het kind op in twee families. In deel 3 ten slotte krijgt de lezer handreikingen hoe de samenwerking vanuit het ouderperspectief het beste vorm kan krijgen en wat dit betekent voor de pleegzorg in het algemeen. Gé Haans was 40 jaar werkzaam in de jeugdzorg waarvan de laatste 10 jaar als behandelcoördinator binnen de pleegzorg. Hij heeft meerdere publicaties op het gebied van jeugdbescherming en pleegzorg op zijn naam staan.