Samenvatting
Op de sterfdag van mijn vader vonden wij in zijn portemonnee een vergeelde kwitantie. Ze was nog nauwelijks leesbaar, maar het bedrag "de somma van tweehonderd zevenenzestig gulden en 32 cent" en de naam van penningmeester C. J. van Waterschoot waren gemakkelijk te ontcijferen. Veel geld voor die tijd, en zwart-op-wit het bewijs dat mijn vader toch meegedaan had aan het avontuur met de pelskonijnen dat eindigde in een regelrechte ramp voor ons kleine dorp.
Dit boek is veel meer dan een kroniek van die ramp. De auteur, geboren en getogen op Ossenisse, tekent de kleine geïsoleerde gemeenschap uit zijn herinneringen. Hij bevolkt dit polderdorp aan de Schelde met herkenbare mensen, levend en hard werkend in de seizoenen van het boerenland, braaf de kerk bezoekend op zon- en feestdagen. Maar ook de kermis wordt niet vergeten, evenmin als de koningsschieting. De processies, de Blasius zegen, de uitvaarten en het verdriet aan een open graf. Plus: het "ijsfeest" op de Vogel en de eerste verliefdheid.
De auteur beleefde er een gouden jeugd, is het dorp en de Snissenaars van toen nog altijd dankbaar. Hij hoorde "zijn" mensen praten terwijl hij over hen schreef.
Lees de bewogen epiloog die hij wijdt aan zijn vader en moeder en aan al de "eigenen" van het dorp die er niet meer zijn. Er is veel veranderd: de kerk van zijn jeugd is al jaren aan de eredienst onttrokken. De school waar zijn vader hoofd van was allang verdwenen. Ja, er is veel veranderd, maar in deze bladzijden komt het authentieke dorp van vroeger weer tot leven.