Fragment
7 - 9 jaar
Ik zal ’n jaar of 8 geweest zijn, precies weet ik dat niet meer. Mijn broertje, die 3 jaar jonger is dan ik, is er al. Mijn zusje, die 9 jaar jonger is dan ik, nog niet. Ik kan al lezen, dus ik zal 7 of 8 jaar geweest zijn.
Wij, mijn vader Jan Luykx, mijn moeder Ans van Balgooi, mijn broertje Jean en ik, wonen in een flat in Katwijk aan de Rijn, op de 3e verdieping. Vanuit de woonkamer kijken we in de richting van vliegveld Valkenburg. Tussen onze flat en het (militaire) vliegveld liggen bollenvelden, die als ze in bloei staan, prachtig gekleurde vlakken geven. In de woonkamer staat een oliekachel en op de vloer ligt Jabo. Dit is een ouderwetse vloerbedekking, die erg sterk is en die je tegenwoordig bijna niet meer ziet. Als je lang op je knieën zit, heb je de ribbels in je knieën staan. Verder staat er een “stokkenkast”. Deze kast is, zoals het woord al zegt, door middel van ronde stokken opgebouwd en heeft links een klein kastje en rechtsonder een bredere kast.
Wat er in de bredere kast stond, weet ik niet meer. Het kleine kastje herinner ik me nog maar al te goed. Dat was het kastje van mijn vader en wij, de kinderen, mochten daar niet aankomen.
Maar wat doe je als kind, als je ouders weg zijn en jij op je kleine broertje moet passen? Juist, ik ging in dat kastje kijken, want daar zou wel iets heel belangrijks in liggen. Iets wat niet geschikt was voor kleine kinderen.
Mijn broertje zit lief te spelen, ik weet niet meer waarmee. Ik kijk in dat kastje. Ik zie verschillende paperassen, een flesje neusdruppels, een aansteker, een trouwboekje. Waarschijnlijk heeft er nog wel meer gelegen, maar dat weet ik niet meer. Op het eerste gezicht zie ik niets, waarom het verboden is om in dat kastje te kijken. Ik heb wat paperassen bekeken, maar wat daar op stond, weet ik niet meer. Het zal wel onbegrijpelijk geweest zijn of in ieder geval niet belangrijk genoeg voor mij om te onthouden. Dan open ik het trouwboekje. Ik zie dat mijn ouders getrouwd zijn op 14 juli 1956 en dat mijn broer Jean en ik er in staan. Wat mij opvalt, is dat achter mijn naam staat dat ik “erkend” ben. Dit staat niet achter de naam van mijn broer. Raar. Ik weet niet wat dit betekent. Dat mijn ouders pas in 1956 getrouwd zijn, terwijl ik in 1954 geboren ben, valt mij niet eens op. ‘Erkend’, dat blijft in mijn hoofd spoken. Wat betekent dit? Ik leg alles terug in het kastje, maar ik kan het niet van mij af zetten. Ik zoek het op in een woordenboek, maar daar word ik ook niet veel wijzer van. Erkend is gewettigd, lees ik in het woordenboek. Nou, dat zegt me ook niets. Ik kan het ook niet aan mijn ouders vragen, want dan weten ze dat ik in mijn vaders kastje ben geweest en dat is bijna een doodzonde. Tenminste, dat dacht ik toen. Wij waren namelijk katholiek en tot mijn twaalfde ging ik iedere zondag naar de kerk. Daar moesten we elke week biechten, al had je als kind weinig of niks verkeerds gedaan. Soms verzon ik dan in de biechtstoel maar dat ik bijvoorbeeld een snoepje had gepikt of dat ik mijn broertje een klap had gegeven. Dus dat ik in het kastje van mijn vader had gekeken, dat mocht zeker niet uitkomen. Dat heb ik ook nooit opgebiecht bij de pastoor, die de biecht afnam.
×