Fragment
De kleine toendra
Dit is het verhaal van het jonge rendier Rudolf.
Die ken ik, denk je nu misschien, want er is een heel beroemd rendier dat Rudolf heet – misschien wel het beroemdste rendier van de wereld. Hij heeft een rode neus en woont bij de Kerstman op de Noordpool. Weet je het weer? Rudolf is het rendier met de rode neus dat altijd voor de slee van de Kerstman vliegt. Er is zelfs een liedje over hem gemaakt.
Maar over die Rudolf gaat dit verhaal niet. Nee, onze Rudolf had de Kerstman zelfs nog nooit gezien. Hij woonde met zijn vader en moeder op een kleine toendra in Finland, ver weg van de Noordpool. Zijn neus was wit en hij kon niet eens vliegen. Hij had het, als er niemand keek, wel een paar keer geprobeerd, maar het was hem nog nooit gelukt. Hij plofte bij elke poging neer als een baksteen.
Ook op de toendra waar onze Rudolf woonde, was Rudolf met de rode neus heel beroemd. Alle rendieren op de toendra droomden ervan om net als Rudolf voor de Kerstman te werken. Best stoer dus, om Rudolf te heten als je een rendier bent, zou je denken. Maar dat vond onze Rudolf helemaal niet! Hij vond zijn naam verschrikkelijk. Onze Rudolf was namelijk heel verlegen. Als de andere rendieren tegen hem praatten, ging hij direct blozen. Heel vervelend vond hij dat, en daarom probeerde hij altijd om niet op te vallen. Maar dat was natuurlijk moeilijk met zo’n naam!
Als de eerste sneeuwvlok viel riepen de rendieren al: ‘Hé Rudolf, moet je niet eens naar de Noordpool gaan? Rudolf voelde zich erg ongelukkig op de toendra.
×