Fragment
Vakantie
‘Hmmm, wat zitten we hier lekker,’ humde Kabou.
Samen met zijn vrienden Woel de muis, Kobus konijn, Eek de eekhoorn en Merel de merel zat hij in de tuin van het huis van Flipje en zijn zus Florijn.
‘Ja, geweldig dat we zo kunnen zitten. Ik ben lekker uit mijn hok en voel mij heerlijk vrij,’ zei Kobus.
‘Het is maar goed dat de familie op vakantie is,’ deed Woel een duit in het zakje. ‘We kunnen ons nu twee weken zonder problemen bewegen. Je hoeft zelfs niet direct overdag op je plaats te gaan staan Kabou.’
‘Inderdaad, dat is wel lekker. Al is het toch al geweldig dat ik mij ’s nachts kan bewegen. Als Vliegester er niet was geweest, had ik nog stokstijf dag en nacht in de tuin gestaan.’
Flipje en vader hadden Kabou als tuinkabouter in de tuin geplaatst. Op een nacht had Vliegester op haar eerste vlucht sterrenvocht op Kabou gemorst, waardoor hij ’s nachts kan bewegen en praten. Overdag moet hij wel als tuinkabouter blijven staan, zodat de mensen niet kunnen zien dat hij kan lopen. 1
‘Je kunt nu zelfs overdag naar Prikkie, dat is Priscilla de kip, lopen om een gesprekje aan te knopen,’ kwam Eek in het gesprek.
‘Misschien kan je zelfs wel een wandeling buiten het hek
wagen,’ durfde Merel voor te stellen.
Jens
Plotseling kwam er een vreemde muis de hoek omgerend, zo de schuur in. Hij schoot langs hun heen.
‘Hé Jens,’ schreeuwde Kjeld. Wat doe jij hier nou? En waarom heb je zo’n vliegende haast?’
De muis, die kennelijk Jens heette, remde uit alle macht, draaide zich om en keek met verwilderde ogen naar hen.
‘Jens, wat is er en wat doe je hier,’ vroeg Kjeld.
‘Kjeld, dat ik jou hier tref, fantastisch!’ hijgde hij. Ik heb nu geen tijd verder. Kom, maak snel dit pakketje los van mijn staart en verberg het goed. Er zitten twee wezels achter mij aan. Ga naar OrchiPlant in het volgende dorp en zoek Frans de gans. Hij kan jullie dan verder helpen. Geen vragen nu, het zal later duidelijk worden. Laat het doosje niet in verkeerde handen vallen! Heb je een plaats waar ik mij kan verbergen? Snel, snel, Kjeld.’
Jens draaide zijn staart naar Kjeld, waar een klein doosje aan was vastgeknoopt. Kjeld haalde dit er af en legde snel aan hem uit hoe hij de kas uit kon komen. De schuifdeur was gelukkig nog open.
‘Aan het eind van de kas is links een ruit kapot, daar kan je door. Via een plank over de sloot kom je bij een dijk, die ga je rechts op. Als je links een plank ziet liggen over een sloot, ga je daar het weiland in en ren je door naar de boerderij. Daarachter is een hooiberg en aan de achterkant daarvan zitten dubbele planken. Daartussen kun je je wel zolang verstoppen. Er liggen wat maïskolven en broodresten. Uit de sloot daarachter kun je drinken. Zie je met een paar dagen. Ga nu!’
‘Bedankt Kjeld, zie je snel. Dag vrienden van Kjeld. Hij maakt het verder wel duidelijk.’
En weg was Jens!
De dieren spraken nu allemaal door elkaar heen.
‘Wat moet je in hemelsnaam duidelijk maken. Wie is Jens. Wat zit er in het doosje? Wie zijn die wezels?’
Zo was het een flink door elkaar geschreeuw.
‘Ho ho, wacht even, niet allemaal door elkaar heen. Ik weet het ook niet precies wat er nu gebeurt. Jens ken ik uit Denemarken. Wat hij nu hier doet weet ik ook niet, maar het is een eerlijke muis. We moeten nu dus snel handelen. Later leg ik het wel uit. Kabou, verberg dit doosje, snel onder je muts maar, voordat die wezels komen.’
Kabou stopte het doosje onder zijn muts. Het was dusdanig klein, dat je er niets van zag, toen hij zijn muts weer op zijn hoofd had gezet. Hij had net zijn muts weer opgezet en zijn jasje rechtgetrokken, toen er twee wezels de kas in kwamen.
‘Hé,’ zei er één. Hebben jullie een muis gezien?’
‘Hoe dat zo’, antwoordde Kjeld. ‘Bedoel je mij soms.’
‘Nee, het was een ander en er zat iets aan zijn staart. Hebben jullie die gezien?’
‘Waarom willen jullie dat weten en wie zijn jullie eigenlijk,’ bemoeide Eek zich nu ook met het gesprek. ‘Wij zijn hier om een uitleg te krijgen over de tomaten en jullie komen de schuur inrennen en beginnen te vragen of wij een muis hebben gezien. Wat moeten wij daar nu mee.’
‘Ja sorry, wij zijn Willy en Wally wezel en wij zijn grensbewakers. Die muis heeft wat naar binnen gesmokkeld en daarom vroegen wij of jullie hem hebben gezien? Nou, is dat zo?’
‘Hmmm,’zei Kjeld. ‘We hebben wel wat langs zien komen, maar of dat nu een muis was? ............................
×