Fragment
ALLEEN
Daar sta ik. In de keuken
Mijn handen gebald, rustend op de rand van het aanrecht. Tranen stromen over mijn gezicht naar mijn kin.
Machteloos staar ik naar de wok met nasi, die opgewarmd moet worden.
De wildste gedachten schieten door mijn hoofd.
Het kan niet! Het mag niet!
Maar toch: mijn vrouw heeft longkanker. Ongeneeslijk ziek! Niet meer te genezen.
Alleen het gevecht blijft over. De strijd tegen de dood. De worsteling om tijd te winnen. Weken, maanden, jaren. Hoeveel? Hoe lang?
Geen mens weet het. Onzekerheid blijft.
De chemo doet een extra aanslag op het lichaam van Riet. Ze wordt gesloopt.
Maar ze vecht terug.
De aanslag op haar afweersysteem wordt in het ziekenhuis afgeslagen, met hulp van antibiotica, Prednison en een zak bloedplaatjes. Ze krabbelt overeind, wordt sterker.
En ik?
Ik sta hier machteloos, gebalde vuisten, de bak nasi voor me, voor mezelf, om op te warmen.
Ik moet eten. Ik moet sterk blijven.
Ik moet Riet ondersteunen met tijd winnen.
Ik zit die avond thuis in mijn fauteuil na een lang bezoek aan het ziekenhuis, met de hap nasi. Ik kan altijd bij Riet terecht en mag zolang blijven als ik wil. Maar aan het eind van de middag ga ik meestal naar huis om mijn potje eten te bereiden. De kinderen komen ’s avonds op bezoek. Overdag moeten ze werken.
Het is zaterdagavond, 10 juni 2017.
Over acht dagen zal ik vierenzeventig worden.
Na het eten zit ik alleen, te kijken naar een (heel) oude detective: ‘Death in Paradise’. Het is een simpele politieserie, maar dat heb ik nodig. Kijken, niet hoeven nadenken, alleen volgen. Ik moet ontspannen.
Soms komen er komische scenes. Ik glimlach en kijk automatisch naar links om mijn kleine genot te delen. Maar de stoel is leeg.
Riet ligt hier tien kilometer vandaan in het ziekenhuis. Dat besef ik wel, maar steeds kijk ik naar die lege stoel.
“Ik wil nu sterker thuiskomen dan de vorige keer,” vertelde ze me in het ziekenhuis. Gelijk heeft ze. Er zitten nu welgeteld tien dagen tussen het ontslag uit het ziekenhuis en weer opgenomen worden. Hier zijn we niet blij mee.
Pas een week geleden kregen we de heuglijke melding, dat haar longkanker nog steeds stil staat. Het slaapt, werkt niet, staat stil, blijft even groot. Er is zelfs een heel klein vlekje verdwenen.
Blijheid en nieuwe plannen gingen door ons hoofd. Plannen om weer ‘iets’ te gaan doen. Mensen bezoeken, met de boot varen. De komende weken, de komende maanden. Het mocht nog niet zo zijn: opnieuw diende een longontsteking zich aan en alweer kwam mijn vrouw via spoedeisende hulp op een bed van de longafdeling terecht. Ze is al jaren COPD-patiënt (longziekte), maar het lijkt erop dat de chemokuren, die ze heeft ondergaan, weliswaar de kanker een halt hebben toegeroepen, maar ook haar weerstand tegen bacteriën en virussen doet verzwakken.
We moeten afwachten, steeds maar wachten.
Ik zit weer met mijn volle aandacht naar het opsporingsverhaal op de teevee te kijken.
“Da kan toch nie!” is weer mijn reactie hardop en opnieuw draait mijn hoofd onbewust naar links.
De stoel is natuurlijk leeg, Riet ligt hier ver vandaan te rusten.
Het is eigenlijk niet leuk, alleen teevee kijken. Ik kan mijn emoties en gedachten niet delen. De lach of het ongeloof, de vermoedens of conclusies; niemand is er om mij aan te horen en reactie te geven. Het is niet fijn op deze manier een tv-serie te volgen.
Ik voel me niet zielig, maar ik begrijp nu de eenzaamheid van mensen beter dan ooit. Ik snap dat vele alleenstaanden, oud of jong, hun isolement beleven als een machteloos feit. Het overkomt je; je leeft er mee, je doet er niets aan.
Je kunt een weg zoeken om uit de eenzaamheid te ontsnappen. Zoek die en ga iets doen! Gemakkelijk gezegd.
Gelukkig houd ik me vast aan de geneeskunde en heb ik nog perspectief: mijn Riet zal terug keren in haar stoel.
Dan gaan we dingen doen, plannen maken, samen teevee kijken. Plezier in het leven hebben en delen!
Maar het zal anders aflopen.
Op 12 juni mag ze ’s middags weer mee naar huis.
Met lood in mijn schoenen duw ik de rolstoel van Riet vooruit naar de parkeergarage. Ik kan het nog niet helemaal bevatten.
Zowel het personeel van unit 28 (spoed) als unit 56 (longafdeling) kwamen één voor één afscheid nemen van Riet: zij zal niet meer opgenomen worden! Het is de laatste keer, dat ze op een ziekenhuisbed gelegen heeft.
Het dringt nu tot mij door: het einde nadert.
Maar dat kan toch niet! De immuun kuur dan? Is dat geen uitweg?
Ondanks dat je verstand aan de dood denkt, verdringt het leven en de liefde alle gedachten aan een mogelijk einde. De dood bestaat niet.
Het kan niet waar zijn. De longkanker is niet meer actief.
Riet zal nog wel een hele tijd bij me zijn.
Ze houdt onze vijand op afstand; ze verslaat de dood.
Ik twijfel weer even.
Nee, ik weet het zeker.
×