Samenvatting
In de 17de en 18de eeuw importeerde de VOC uit Azie niet alleen specerijen uit Indonesië, maar ook vele miljoenen katoenen en zijden stoffen uit India. In het Mogol-rijk, dat het grootste deel van het huidige India, Pakistan en Bangladesh omvatte, waren meer dan drieduizend compagniesdienaren werkzaam. Om handel te mogen drijven waren firmans of 'gunstbrieven' van de Groot-Mogol nodig, waarin de handelsprivileges van de VOC werden vastgelegd. Wanneer een nieuwe Groot-Mogol aantrad, moest de gunstbrief worden vernieuwd. In 1662, na de troonsbestijging van Aurangzeb, ondernam Van Adrichem een hofreis om hem geluk te wensen, van geschenken te voorzien en een nieuwe gunstbrief te bemachtigen. Ketelaar deed hetzelfde in 1711-1713 toen Bahadur Shah aan de macht was gekomen. In het boek worden de twee hofreizen die met een tussenpoos van vijftig jaar zijn ondernomen, beschreven en met elkaar vergeleken. De verschillen zijn groot - India was in die halve eeuw veranderd en evenzeer de VOC. De Groot-Mogol verloor aan gezag, regionale machten kwamen op en sommige handelsroutes raakten gestremd. Tegelijk werden vooral in Bengalen de belangen van de Compagnie steeds groter. Hoe gedroegen deze gezanten, van oorsprong eenvoudige kooplieden, zich aan het hof ? Uit de journalen die van de reizen zijn gemaakt, blijkt dat ze zich uitstekend aanpasten aan de diplomatieke hofcultuur. Ze waren door de wol geverfd, al vele jaren in India werkzaam en spraken de taal. Ketelaar schreef zelfs de eerste grammatica van het Hindustani/Urdu. Dit boek schetst een levendig beeld van de interactie tussen VOC-gezanten en het Mogol-hof. Ook worden de maandenlange en uiterst gevaarlijke reizen naar en van het in het binnenland gelegen hof beschreven. De hofreis van Ketelaar duurde twee jaar en kostte meer dan een miljoen gulden en was daarmee de langdurigste en duurste ooit door de VOC in Azië ondernomen. Over de auteur: After studying Indo-Iranian languages at Leiden University Hans van Santen wrote his Ph.D. in 1982 on the Dutch East India Company in Gujarat and Hindustan, 1620-1660. After finishing his Ph.D. he joined the foreign service of the Netherlands and served as a diplomat in Saudi-Arabia, Belgium, India and Thailand. During his posting in India he wrote a biography of a VOC employee Geleynssen de Jongh as well as several articles on the Dutch East India Company in India and in Thailand.