Samenvatting
‘Er zijn witte plekken in het leven, witte plekken die je begint te vermoeden zodra je het “dossier” opent: een simpele steekkaart in een hemelsblauwe, mettertijd verbleekte map. Ook dat oude hemelsblauw is intussen bijna wit geworden.’
Parijs in de jaren zestig. Jean Eyben, net twintig, werkt op proef bij een detectivebureau en krijgt de opdracht een jonge vrouw op te sporen. Haar dossier bevat voornamelijk witte plekken: er is maar weinig over haar bekend, en het is zelfs niet zeker of de naam die hij heeft doorgekregen, Noëlle Lefebvre, haar werkelijke naam is. Het verbaast dan ook niemand dat het hem niet lukt haar te vinden.
Veel later, als hij al jaren schrijver is, herinnert de man zich zijn speurtocht van weleer en gaat hij opnieuw op zoek naar de vrouw, een queeste die hem via de parken, cafés en bioscopen van Parijs naar Rome voert. De kleur die in zijn herinnering terugkeert: blauw. Het vervagende blauw van de hemel op een zomerse dag met hoge sluierbewolking. Het verblekende blauw van de dossiermap waarin haar gegevens werden bewaard. Wie is zij, de vrouw die hij zoekt?