Fragment
De golven van de Maas slaan zacht op de keien. Ze ontstaan door de voorbijvarende boten die terugkeren naar hun plekje in de haven. Met mijn ogen dicht luister ik ernaar. De zon verwarmt mijn donkerblonde haren en het lange gras kietelt mijn voeten. Wanneer ik mijn ogen open, moet ik wennen aan het licht. Nin zit naast me, zij is ook aan het genieten van deze rust. We komen hier zo vaak maar het verveelt nooit. Ik leg mijn hoofd op haar schouder waardoor ook zij haar ogen opent.
‘Zullen we even gaan zwemmen, Adje?’
‘Je leest mijn gedachte.’
We rapen onze spullen bij elkaar en lopen langs de zonnende mensen. De geur van verse frietjes komt ons tegemoet. Waarschijnlijk hebben ze expres de kluisjes van het zwembad zo dicht naast het restaurant geplaatst want wie wil er nou niet bij deze geur direct naar binnen lopen en tien puntzakken bestellen? Nin en ik hebben de traditie om vlak voor we naar huis gaan nog even te eten. We hoeven elkaar dan alleen maar aan te kijken en we weten wat we bedoelen.
Ik prop het jurkje dat ik over mijn bikini aanhad in mijn kluisje en loop richting de douches. We schreeuwen het beide uit wanneer het ijskoude water over ons lichaam heen klettert. Het is beter om hier gelijk in shock te raken dan om eerst het bad in te gaan. Wanneer je meteen de trap af loopt het water in, moet je op iedere trede stilstaan om te wennen aan de kou die steeds net een ander stukje huid bevriest. Op onze tenen sprinten we over de bloedhete tegels naar het water en vestigen we op ons vaste plekje in de hoek van het bad. Het water voelt heerlijk verfrissend aan.
‘Zo, nu zijn we allebei goed wakker. De gezelligheid kan beginnen. Toch?’ Nin kijkt me vragend aan terwijl ze haar lange haren in een knot propt. Al sinds ik haar ken, ben ik jaloers dat mijn haar niet zó lang kan groeien.
‘Ja, laat de zomer maar komen.’
×