Fragment
0. INTRO
Stel je voor dat je net aangekomen bent in een museum voor hedendaagse kunst. Je staat klaar om je een tijdje te verdiepen in wat er gepresenteerd wordt. Misschien is het je eerste bezoek, maar mogelijk ook niet. Misschien ben je met vrienden of familie gekomen, misschien ben je alleen. Wat er zeker gebeurt, is dat je, bewust of niet, op dat moment overstapt naar een ander soort relatie tot wat je hoort en ziet dan in het dagelijks leven. Je bent erop voorbereid om iets te ervaren.
Je staat bij de ingang van de tentoonstelling. Je aandacht wordt getrokken door een eerste werk. Je zet je in beweging. Of neen, wacht, er staat een tekst bij de ingang. Ooh, en je ziet mensen met een infoblaadje. Misschien ook met een koptelefoon. En er is zojuist een gids gestart met een rondleiding. Je brein overloopt de opties.
Stel je dan voor dat je door een toeval niet in staat bent om de tekst bij de ingang te lezen of nog een infoblaadje mee te pikken of om te informeren naar de koptelefoons met ingesproken teksten. Stel je voor dat die gids met de groep naar een privézaaltje is verdwenen. Dan sta je daar. Met je verlangen en goede wil. En daar staan, hangen, liggen die hedendaagse beeldende kunstwerken. ‘Dag kunstwerk, fijn je te ontmoeten. Hoe gaat het met je?‘ Stilte. ‘Ik ben gekomen om naar jou te kijken. Wat wil je me vertellen?‘ Tja, daarop komt geen antwoord natuurlijk. En het naambordje biedt ook al niet veel info: de maker, het jaartal, een titel die niet veel houvast biedt. Je bekijkt het werk met een vragende blik, misschien zelfs met wat misprijzen of afwijzen, en wandelt naar het volgende werk. Je kunt er toch niets van maken.Op die manier zal het bezoek geen succes worden.
En dat is jammer. Echt jammer. Want op die manier blijft het hedendaags kunstwerk een vreemde voor je. Bovendien bevestigt het de dooddoener dat hedendaagse kunst enkel toegankelijk is voor een select groepje van kenners en makers. Met in het kielzog daarvan nog een reeks andere negatieve uitspraken. Ik vermoed dat je er zelf wel een paar kent.
Voor mij is het een zeer vreemd verschijnsel dat kunst die nu gemaakt wordt, in casu beeldende kunst, en bestempeld wordt als hedendaags een taal spreekt die niet spontaan communiceert. Terwijl die kunst toch gemaakt wordt door mensen die hier en nu leven, die het in hun werk over iets actueels willen hebben dat hen raakt.
Het is vreemd dat er een hele economie bloeit en groeit op die hedendaagse kunst terwijl ze voor de meeste mensen een onbegrijpelijke taal spreekt.
Het is vreemd dat hedendaagse kunst, die toch de naam heeft een belangrijke pijler in onze actuele maatschappij te zijn, zo slecht scoort in communicatie.
Herken je jezelf in dit voorbeeld? Je kocht een nieuw toestel aan en je wil het meteen uittesten. De handleiding blijft in de doos zitten tot je echt, maar dan ook echt niet vindt hoe je het toestel moet bedienen. Er is iets spannends aan zelf ontdekken. En het kan zo’n intens goed gevoel geven als je dat lukt. En, je wordt er steeds beter in. Je ontdekt een soort logica in hoe toestellen functioneren. Je voelt je er ook minder onwennig door.
Wat heeft dat nu met het kijken naar hedendaagse beeldende kunst te maken?
Dat hoop ik met dit boek duidelijk te maken. En nog veel meer, want eenmaal je de vraag hebt gesteld waarom communicatie met hedendaagse kunst zo gebrekkig of zelfs helemaal niet tot stand komt, roept die een heleboel andere vragen op.
Waarom willen we bijvoorbeeld kennis verwerven over een kunstwerk terwijl we er met onze neus voor staan en onze zintuigen kunnen gebruiken? Of waarom denken we dat we eerst zoveel mogelijk moeten weten over een kunstwerk, liefst ook over de kunstenaar, vooraleer een museum- of tentoonstellingsbezoek ons een voldaan gevoel kan geven? Ook een interessante vraag: hoe komt het dat anderen voor jou bepalen hoe je moet kijken, wat je moet zien of ervaren? Waar staat geschreven dat hedendaagse kunst ervaren en begrijpen enkel voorbehouden is aan een select groepje ingewijden?
Ben je benieuwd naar mijn antwoord?
Ik ben ervan overtuigd dat jij in staat bent om een communicatie op te starten met een hedendaags kunstwerk. Zo, zonder meer, zoals je nu bent. Als een eerste kennismaking die je nadien kunt aanvullen met of toetsen aan externe informatie.
A. WAAROM DIT ME ZO NAUW AAN HET HART LIGT
Dat er iets aan die communicatie met kunst blijft schorten, hield me tijdens mijn jarenlange veldervaringen al bezig. Ik werkte tot enkele jaren geleden als gids en atelierbegeleider in musea en kunststichtingen voor hedendaagse kunst.
Uit de praktijk blijkt dat communiceren met hedendaagse kunst geen evidente zaak is. Meer nog, de meest gehoorde klacht van toeschouwers, potentiële toeschouwers of mensen die al steigeren bij de suggestie om naar hedendaagse kunst te gaan kijken, is dat ze er niet veel tot niets van begrijpen. Niet waar het in het werk om draait, niet waarom het werk als kunst wordt bestempeld, ook niet wat de bedoeling is of waarom het er zo vreemd, lelijk, onafgewerkt uitziet.
Ondanks de goede educatieve werkingen in musea, de vele lezingen over en inventieve introducties tot, blijft hedendaagse kunst voor zeer veel mensen een onverstaanbare taal spreken. Dat intrigeert me.
Omdat ik zelf opgroeide in een omgeving waarin het creëren en appreciëren van elke vorm van hedendaagse kunst deel uitmaakte van het dagelijks leven duurde het voor mij geruime tijd voor ik begreep dat het niet voor iedereen zo was.
Mijn eerste vorming is wetenschappelijk, als kunsthistorica. Maar mijn familiale achtergrond is de theaterwereld. De aandacht voor communicatie is mij met de paplepel ingegeven, evenals het aandachtig beschouwen van een creatie, van de eerste stappen ervan tot de presentatie en het onthaal door het publiek. De keuze om me, na mijn basisopleiding, als beeldhouwer te scholen, bekijk ik dan ook als mijn manier om een ‘scène‘ of ‘situatie‘ te kristalliseren en aan een publiek te presenteren. Voor mij zijn hierbij gelijkwaardige mechanismen werkzaam als in het theater. Het is voor mij dan ook logisch dat je als kunstenaar graag wil dat er communicatie tussen het werk en de toeschouwer tot stand komt. Vanuit dat standpunt bekeken, is het zeer logisch dat je iets creëert om iets te vertellen. Het sociale aspect is voor mij essentiëler dan het economische.
Ik heb het geluk gehad in het MuHKA te kunnen gidsen op een moment dat daar pionierswerk verricht werd in het aanbieden van interactieve rondleidingen. Na een opstartfase met kinderen en jongeren werden ook de volwassenen op die manier begeleid. Het aantal werken dat tijdens zo’n wandeling aan bod kwam, was beperkt. Maar door tijd te nemen, door met associatieve woorden en voorwerpen te werken en op die manier communicatie uit te lokken, kwamen bezoekers tot een persoonlijke ervaring van het werk. Belangrijk was ook dat de gesprekjes die ontstonden niet als goed of fout werden gezien, maar als een mogelijke toegang tot het werk. De begeleider van de groep bracht de info die het museum aanreikte als aanvulling aan. Deze aanpak ervaarden de bezoekers als een waardevolle insteek. Dat gaf ons, de educatieve medewerkers zoals we toen werden genoemd, het gevoel dat we een valabele invulling boden aan de klassieke rondleiding. We waren een team enthousiastelingen en exploreerden alle mogelijkheden en invalshoeken en hielden interne feedbacksessies. De taak van de gids werd zo een introduceren van het kunstwerk bij de toeschouwer. Ondertussen is deze werkwijze al zeer ruim verspreid en heeft deze insteek zijn meerwaarde bewezen.
×