Samenvatting
In 1942 begonnen de razzia’s die uiteindelijk aan ruim 100.000 Joden het leven zouden kosten. Kleine groepen studenten in Amsterdam en Utrecht zetten hun verontwaardiging om in actie. In hoog tempo ― en in nauwe samenwerking met moedige medestanders van allerhande klassen en gezindten ― vormden ze een flexibele organisatie die zich ten doel stelde joodse kinderen te redden. Terwijl de Duitse vernietigingsmachine op stoom kwam, slaagden de kinderwerkers erin kinderen los te praten bij hun joodse ouders. Een heel team smokkelde bovendien kinderen onder de ogen van de Duitsers uit de crèche tegenover de Hollandsche Schouwburg, de wachtkamer van de dood. Anderen ― meest studentes ― namen de kinderen over ‘onder de klok’ op het station en brachten ze per trein naar zusterorganisaties in de provincie. Daar stond ― alweer onder de klok ― een derde team klaar om de kinderen naar pleeggezinnen te brengen. Rondom deze gezinnen bouwden zij een beschermende cocon, waar hele dorpen bij betrokken waren. Sommige kinderwerkers betaalden met hun leven voor hun verzetswerk. Anderen raakten beschadigd in Duitse gevangenschap. Zij die het overleefden, beschouwden het als het belangrijkste wat ze ooit deden. In Onder de klok reconstrueert historicus Bert Jan Flim dit kinderwerk. Op basis van honderden gesprekken met verzetstrijders en onderduikers weet hij een nagenoeg compleet beeld te schetsen van hun organisatie en hun inzet. Onder redactie van Gert Jan de Vries. Bert Jan Flim is dé kenner van de joodse onderduik.