Samenvatting
Prinses Irene van Oranje brak met haar familie en trotseerde de Spaanse Bourbons en generaal Franco. Ze sprong in het diepe voor prins Carlos Hugo, de ‘koning’ der carlisten. Toen prinses Irene zich in januari 1964 als eerste prinses van het huis van Oranje bekeerde tot het katholicisme, ging er een schokgolf door Nederland. Snel daarna leidde de aankondiging van haar verloving met de Spaanse troonpretendent Carlos Hugo van Bourbon-Parma tot een constitutionele crisis. Het was de eerste keer in de geschiedenis van het moderne Nederland dat een conflict tussen dynastie en ministers zo publiekelijk werd uitgevochten. Voor de verlegen, maar stoere Irene was de avontuurlijke Carlos Hugo, telg uit een eeuwenoud Europees vorstelijk geslacht, de poort naar de vrijheid. De vonk sloeg over; hij zag in haar een ideale koninklijke medestrijdster om zijn carlistische claim op de troon van Spanje te verwezenlijken. Na de dood van Franco zou er in Spanje weer een koning komen. Maar wélke? Carlos Hugo streed om de gunst van de dictator met concurrent prins Juan Carlos. Tot die Franco’s favoriet bleek, en Carlos Hugo zich ontpopte als een revolutionaire strijder. Daniela Hooghiemstra beschrijft de vechtlust, de hoop en de ambitie van het prinsenpaar tegen de achtergrond van de opkomst van individuele bevrijding en de verdwijning van God en koning uit Europa. De Spaanse troon zou prinses Irene niet krijgen, maar wie ze uiteindelijk wel vond, was zichzelf.