Samenvatting
Opgroeien in een veilig, warm liberaal-gereformeerd gezin en dan de wijde wereld in. Dat valt niet mee, het gaat met heel wat ellende gepaard, soms is er vreugde, een enkele keer geluk. De afstand tot kerk en geloof groeit, wordt zelfs onoverbrugbaar. Toch is een gelukkige jeugd de basis waarop de schrijver(1945) terug kan vallen. Hij probeert de wereld kritisch te beschouwen en als het hem niet bevalt, spreekt hij God aan om verhaal te halen. Niet dat hij daarin gelooft, maar tegen wie anders moet je aanpraten? Hij staat hiermee in de traditie van het Oude Volk. Zijn benadering is lang niet altijd ernstig, met humor probeert hij te relativeren. Het leven is immers mooi en daar moet je toch van genieten? Potsierlijke mannetjesmakers, politici en praatjesmakers sabelt hij het liefst neer. Zijn queeste is gericht op het vinden van de waarheid. Wiens waarheid, dat is niet duidelijk en daarom is het zaak er vrolijk onder te blijven.