Fragment
Met een bonzend hart ren ik de trap af. Onderaan struikel ik bijna over mijn voeten, maar ik kan me nog net op tijd vastpakken aan de leuning. Ik hap naar lucht. Met grote stappen kom ik bij de voordeur waarin twee langwerpige ramen zitten. Ik kijk uit op een rijtje huizen dat precies hetzelfde is als waar ik nu in sta. Een grote stenen muur met naast de voordeur een groot raam, boven twee ramen en bovenop een schuin dak. Het huis ziet er leeg uit. Net als de straat.
Met trillende handen duw ik de klink omlaag, maar als ik aan de deur trek, gebeurt er niks. Snel kijk ik om me heen. Rechts van me hangen twee jassen en staan een paar schoenen, maar het haakje links naast de deur is leeg. Hij moet de sleutel hebben meegenomen, zodat ik niet weg kan.
Zuchtend laat ik mijn hoofd tegen de deur leunen en denk na. Het ruwe hout prikt in mijn voorhoofd. Er moet een manier zijn. Ik kan een raam kapotslaan, maar dat trekt te veel aandacht.
Een raam! Natuurlijk, dat ik daar niet aan heb gedacht. Energie stroomt mijn lichaam binnen, terwijl ik via de woonkamer de keuken in ren. Boven het aanrecht zitten twee ramen. Ik maak de rechter open en een koude windvlaag slaat in mijn gezicht. Even vraag ik me af wat ik aan het doen ben, maar ik zeg tegen mezelf dat dit echt beter is.
×