Samenvatting
‘De taal is m’n zuurstof, als ik iets beschrijf, ben ik er.’ Dat denkt K. Schippers terwijl hij in Londen een adres zoekt. Hij vergist zich, loopt in een verkeerd deel van de stad, waar een straat toevallig dezelfde naam heeft. Een ondertitelaarster, een schilder uit Vietnam en andere voorbijgangers proberen hem te helpen zoeken. Komt hij samen met hen in het leven van de taal terecht?
In een wereld vol motto’s en letterspelen leiden ze hem naar iets heel anders dan de gezochte straat. Vlak bij zee, aan de Nederlandse kust, ontdekt hij de bronnen van de taal. Het is alsof ‘de woorden die ons op de laatste paar bladzijden ter wille zijn geweest, niet anders konden dan ons hierheen brengen’.
Bij K. Schippers raakt de taal zelf betoverd – met talrijke foto’s en tekeningen als bewijs.