Samenvatting
Nineveh, de machtige hoofdstad van het Assyrische rijk, fascineerde klassieke en oosterse schrijvers, reizigers en geschiedkundigen sinds de verwoesting in 612 voor Christus. Zij schetsen een immense, dichtbevolkte stad met 90 kilometer lange stadsmuren, prachtige paleizen en kolossale standbeelden van goud. Sinds 1842 onderzoeken archeologen de ruïnes van Nineveh, die gelegen zijn aan de oostelijke oevers van de Tigris, vlakbij de moderne stad Mosul in Irak. De honderdduizenden objecten die intussen zijn opgegraven vertellen een intrigerend verhaal over leven en dood in een Mesopotamische stad. Dit boek concentreert zich op de bloeiperiode van Nineveh in de zevende eeuw voor Christus, de klassieke en religieuze bronnen, en de avonturen van reizigers en archeologen. Daarbij is er aandacht voor het materiële erfgoed van de stad, dat ook tegenwoordig wordt bedreigd. De auteurs zijn toonaangevende specialisten in hun vakgebied en werkzaam bij binnen- en buitenlandse wetenschappelijke instellingen, waaronder de universiteiten van Leiden, Udine, Harvard, Oxford en Cambridge. Deze publicatie verscheen naar aanleiding van de tentoonstelling ‘Nineveh, hoofdstad van een wereldrijk’ in het Rijksmuseum van Oudheden.