Fragment
De manier van denken van een arts: patroonherkenning
Wat is uw waarschijnlijkheidsdiagnose wanneer een patiënt uw spreekkamer binnenkomt met de klacht ‘pijn op de borst uitstralend naar de arm?’
Ongetwijfeld denkt u aan angina pectoris c.q. myocardischemie. U laat een ECG maken en/of patiënt direct doorverwijzen naar de Spoedeisende Hulp.
De volgende patiënt op uw spreekuur heeft een afhangende mond rechts en kan zijn oog niet helemaal goed sluiten. Wat is hier uw diagnose?
Wellicht denkt u aan een beroerte, of een aangezichtsverlamming (Bell’s palsy) of misschien wel Borrelia.
Bij de eerste patiënt is er geen discussie. Er is sterke verdenking op myocardischemie en waarschijnlijk bevindt u zich op vertrouwd medisch terrein. Misschien is ook de tweede patiënt gemakkelijk, maar er zijn veel niet-neurologen die toch gaan twijfelen. Bij velen zal met name een afhangende mond vrijwel automatisch de gedachte oproepen dat misschien toch sprake is van een beroerte (bij veel patiënten in ieder geval wel). Hoe zat het ook alweer met die innervatie van de gelaatsmusculatuur? Indien u eerst lokaliseert zal u tot de conclusie komen dat waarschijnlijk sprake is van een ‘perifere aangezichtsverlamming’ omdat oogtak en mondtak gelijkmatig zijn aangedaan. Daarmee komt u tot een lokalisatie van de nervus facialis en is de waarschijnlijkheidsdiagnose een idiopathische aangezichtsverlamming volgens Bell (met in uw achterhoofd andere zeldzamere oorzaken zoals Borrelia of een Guillain-Barrésyndroom). Met een goede lokalisatie kunt u overigens de differentiaal diagnose (DD) gemakkelijk vinden (desnoods via google) en die is zelden groot. Een uitgebreide differentiaaldiagnose bij een neurologische patiënt betekent doorgaans – ook voor de neuroloog – dat sprake is van ingewikkelde problematiek.
Indien bij patiënt overigens sprake is geweest van alleen een afhangende mondhoek was de lokalisatie waarschijnlijk in de piramidebaan (de oogtak wordt dubbelzijdig geïnnerveerd) en, bij acuut ontstaan van de klachten, is de waarschijnlijkheidsdiagnose een beroerte.
Het besef dat lokaliseren vooraf moet gaan aan de differentiaaldiagnose van de onderliggende ziekte is basisvoorwaarde om een neurologische patiënt te onderzoeken en te behandelen. Na een goede lokalisatie is het stellen van de juiste diagnose vaak veel eenvoudiger. De therapie is dan een logisch gevolg en kan desgewenst altijd deels worden opgezocht. De meeste therapiefouten ontstaan omdat foutieve diagnoses worden gesteld.
×