Fragment
Een jaar geleden, midden in de nacht, stond Laura een keer bij mij en Cora op de stoep. Overstuur vertelde ze dat haar vriend haar geslagen had. Omdat ik Laura elke dag op het dagverblijf zag, wist ik dat de relatie met haar vriend niet echt lekker zat. Tussen het werk door spraken we daar vaak over. Zonder het gevaar te zien was ik haar troost en toeverlaat geworden. Uit mijn verhalen kende Cora Laura en wist ook van de problemen met haar vriend. Toen Laura gekalmeerd was ging ze in de logeerkamer slapen.
Op een namiddag stapte ik de groepsruimte van Laura binnen, even buurten. De bezoekers van het dagverblijf en de assistenten waren naar huis. Het was stil in het gebouw. Ik ging op de tafel zitten met mijn voeten op de zitting van een stoel. De zon scheen door de ramen van de grote dubbele schuifpui die toegang gaf tot de tuin. Laura was met haar bezoekers met wol bezig geweest en ruimde de spullen op. Met mijn ogen volgde ik haar bewegingen. Evenals Cora had ze zwart haar, maar wel lang. Met een zware zilveren speld had ze dat tot een staart samengebonden. Haar bruine ogen waren vol en mooi. Haar borsten waren strak ingepakt in een zwart hesje. Ik was 33, zij, een knappe aantrekkelijke vrouw van 24. Toen ze klaar was kwam ze naast me zitten. We keken elkaar aan. Haar lichaamsgeur prikkelde mijn neus. Ik verbrak de stilte:
“Hoe zou onze relatie er uit zien als wij beiden single waren?“
Ik zag dat ze kleurde. Wat verlegen draaide ze haar hoofd af en keek naar buiten.
“Jij bent getrouwd en ik heb een vriend.”
Ze legde een hand op mijn been, ik voelde de warmte. Even bleven we zo in stilte zitten en keken elkaar aan.
“Mijn vriend komt me zo ophalen.”
Langzaam trok ze haar hand terug. Het leek alsof die vastgeplakt zat met honing. ‘O’, was het enige dat ik kon bedenken. Langzaam stond ik op en ging terug naar mijn eigen lege groepsruimte. Weg was de spanning. Even later hoorde ik in de stilte van het gebouw de deur van haar groepsruimte dicht vallen.
×