Fragment
In de omgeving van Ulicoten zijn in de loop van twintig jaar in een gebied van drie bij zes kilometer 550 artefacten uit het Midden-Paleolithicum verzameld. Ze komen van 43 verschillende oppervlaktevindplaatsen, sommige groter en sommige kleiner, en die bevinden zich steeds op plekken waar de Formatie van Stramproy aan de oppervlakte komt. Deze geologische aardlaag bevat volop Scheldevuursteen, een goede vuursteensoort, en verreweg de meeste artefacten zijn er van vervaardigd. Door de vindplaatsen in dit gebied in kaart te brengen werd een stukje Midden-Paleolithisch landschap blootgelegd.
Het boek bespreekt deze collectie van 550 artefacten tegen de achtergrond van drie andere assemblages in de regio, die van Esbeek, ’s-Hertogenbosch en Oosthoven. Het onderneemt een poging om te achterhalen wat zich hier in het Midden-Paleolithische landschap heeft afgespeeld. Daartoe geeft het zowel typologisch als technologisch een gedetailleerde beschouwing van de collectie en dat gaat gepaard met meer dan tweehonderd tekeningen en een twintigtal foto’s. Tegelijkertijd worden vrijwel alle werktuigtypes en steenbewerkingstechnieken beschreven die in het Midden-Paleolithicum aan de orde zijn. Het valt op dat binnen de collectie in ruime mate allerlei combinaties voorkomen van die werktuigvormen en van die technieken.
Ook in andere opzichten trekt het maken van combinaties de aandacht. De collectie bevat niet alleen typische MTA stukken zoals rugmessen en hachereau’s maar ook typische KMG stukken zoals Keilmesser en bladspitsen. Bovendien gaat de in het Midden-Paleolithicum gebruikelijke hoeveelheid schaven en getande of gekerfde stukken vergezeld van een opmerkelijk royale hoeveelheid Midden-Paleolithische werktuigen die door Bordes worden aangeduid als ‘outils de type paléolithique supérieur’. Dat zijn werktuigen die later in het Jong-Paleolithicum een belangrijk onderdeel zullen vormen van de gereedschapskist, dus werktuigen als rugmessen, boren, schrabbers en stekers.
De Levallois techniek is in de collectie prominent aanwezig, niet alleen normaal maar ook nog eens in een bijzondere micro-vorm. Er zijn dus tevens zeer kleine Levallois afslagen en zeer kleine Levallois kernen. De collectie vertoont een sterk microlithische inslag. Verder bevat ze klingen en klingetjes en blijken er afslagen te zijn vervaardigd via de salamischijf techniek, een productiemethode die thuishoort bij de Quina-technologie.
Op grond van diverse gidsartefacten kan het merendeel van de collectie in het late Midden-Paleolithicum worden gesitueerd en dan vooral in het Midden-Pleniglaciaal (MIS 3), zeg maar, ongeveer 50.000 jaar geleden. Het was toen een roerige tijd met opvallende mobiliteitspatronen en frequente migraties, hetgeen het veelvuldig optreden van allerlei combinaties zou kunnen verklaren.
De mobiliteit gedurende MIS 3 staat centraal bij de duiding van wat de mensen in MIS 3 naar dit gebied voerde. Jaarlijks werd waarschijnlijk een grote cirkelvormige trektocht over de mammoetsteppe ondernomen. Voor zo’n trektocht bevat de collectie aanwijzingen in de vorm van diverse artefacten van een exotische steensoort zoals vuursteen uit de Formatie van Sterksel, Obourg-vuursteen en Wommersomkwartsiet. Daarnaast blijken binnen de collectie nog andere fenomenen van mobiliteit te getuigen zoals ‘spookwerktuigen’ en ‘exportartefacten’, combinatiewerktuigen en de toepassing van ‘curated technology’.
De eindconclusie luidt dat de mensen in MIS 3 hun trektocht over de mammoetsteppe hier een poos onderbraken om hun materiële uitrusting met behulp van de Scheldevuursteen op orde te brengen. Daarbij valt niet alleen te denken aan de productie van vuurstenen werktuigen maar ook aan allerlei ambachtelijke werkzaamheden met plantaardig en dierlijk materiaal. Vooral het belang van houtbewerking mag niet worden onderschat. Het leven van de mensen in MIS 3 lijkt minder ver van ons af te staan dan we geneigd zijn om te denken.
×