Samenvatting
Grandma Moses werpt een nieuwe blik op autodidactische kunstenaars uit Europa en de Verenigde Staten in de eerste helft van de twintigste eeuw. In de loop der tijd vaak ‘naïeven’, ‘moderne primitieven’ of ‘outsiders’ genoemd, wordt onder de noemer ‘naïef realisme’ nu de nadruk gelegd op de stijl en thematiek van het werk in plaats van de achtergrond van de kunstenaar. Wat hen bindt is de drang om met een hoogstpersoonlijke visie de werkelijkheid realistisch weer te geven, los van academische regels. Het gaat in dit boek niet alleen om de eigenzinnige beeldtaal, maar ook om de manier waarop er in Europa en de VS naar deze kunstvorm werd gekeken. En het vertelt hoe deze kunstenaars door de gevestigde kunstwereld werden omarmd als tegenwicht én inspiratiebron. Het was vooral het zinderende kleurgebruik, het waanzinnige oog voor detail, het niet-academische ‘anders-zijn’ en de gave van het vertellen van persoonlijke verhalen dat de naïefrealistische schilderkunst begin twintigste eeuw zo ontzettend geliefd maakte. Hoogste tijd dus voor een (hernieuwde) kennismaking met het werk van André Bauchant, Camille Bombois, Adolf Dietrich, Morris Hirshfield, Sipke Houtman, Josephine Joy, John Kane, Lawrence Lebduska, Sal Meijer, Grandma Moses, Henri Rousseau, Adalbert Trillhaase en vele anderen.
Grandma Moses werpt een nieuwe blik op autodidactische kunstenaars uit Europa en de Verenigde Staten in de eerste helft van de twintigste eeuw. In de loop der tijd vaak ‘naïeven’, ‘moderne primitieven’ of ‘outsiders’ genoemd, wordt onder de noemer ‘naïef realisme’ nu de nadruk gelegd op de stijl en thematiek van het werk in plaats van de achtergrond van de kunstenaar. Wat hen bindt is de drang om met een hoogstpersoonlijke visie de werkelijkheid realistisch weer te geven, los van academische regels. Het gaat in dit boek niet alleen om de eigenzinnige beeldtaal, maar ook om de manier waarop er in Europa en de VS naar deze kunstvorm werd gekeken. En het vertelt hoe deze kunstenaars door de gevestigde kunstwereld werden omarmd als tegenwicht én inspiratiebron. Het was vooral het zinderende kleurgebruik, het waanzinnige oog voor detail, het niet-academische ‘anders-zijn’ en de gave van het vertellen van persoonlijke verhalen dat de naïefrealistische schilderkunst begin twintigste eeuw zo ontzettend geliefd maakte. Hoogste tijd dus voor een (hernieuwde) kennismaking met het werk van André Bauchant, Camille Bombois, Adolf Dietrich, Morris Hirshfield, Sipke Houtman, Josephine Joy, John Kane, Lawrence Lebduska, Sal Meijer, Grandma Moses, Henri Rousseau, Adalbert Trillhaase en vele anderen.