Samenvatting
Dit boek is een ode aan het verbeeldend bewustzijn waarin een mens speelt, zich illusies vormt, droomt, en gevoelig is voor het paradoxale karakter van het leven. In onze westerse cultuur werd de verbeelding eeuwenlang aan de dichters overgelaten en stond zich-iets-verbeelden gelijk aan zich-iets-inbeelden. Het verbeeldend bewustzijn, in dit boek symbolisch bewustzijn genoemd, stond centraal in de inwijdingsriten van de oude mysteriegodsdiensten en speelt eveneens sterk door in de hedendaagse esthetisering van het wereldbeeld. Religie en kunst bestaan bij de gratie van symbolen, dat wil zeggen, bij de gratie van een verbeelde werkelijkheid. Grote klassieke filosofen en kerkvaders waren gevoelig voor dit schouwend vermogen van de mens. Zij noemden hun inwijding in de symbolische werkelijkheid 'mystagogie', een agogie in het mysterie van het bestaan. In onze tijd heeft de psychiater Carl Gustav Jung weer een vurig pleidooi gehouden voor dit symboliserend vermogen van de mens. In het laatste hoofdstuk illustreert de auteur zijn visie op symboliseren concreet aan de hand van het fenomeen de speelfilm. De film voert ons bij uitstek binnen in de werkelijkheid van de illusie-rijke verbeelding. Hij appelleert aan de visionaire oplettendheid van de toeschouwer.