Fragment
Deze avond heb ik veel mensen gezien. Zelfs geluiden gehoord. Beleefd lawaai van een stelletje idioten. Nutteloos geklets. Al die opgeblazen genodigden uit hoge kringen in slaapverwekkende kostuums en belachelijke jurken. Ik sta hier. Ik sta hier nog steeds en ik hoor hier niet. Ik hoor niet in deze wereld. Voorheen niet en nu al helemaal niet. Maar ze staan het mij toe hen te bekijken. Ze zijn oud. Ongeveer van dezelfde leeftijd. Ze lijken op elkaar. Schoonheid verandert zo snel. Ik niet. Ook de grijze man staat het me toe hem te bekijken. Of misschien ben ik het die het hem toestaat mij te bekijken. Hij neemt mij van het hoofd tot de rode schoenen op. Ik draai nonchalant rond in mijn zwarte jurkje. Ik draai rond met mijn sleutels, met mijn lippenstift en uiteraard met voldoende sigaretten. Hij heeft zijn ogen half dichtgeknepen als een wild dier. Wat een afschuwelijke man. Geen woord. Geen gebaar. Geen drankje. Ik sta hier. Hallo? Ik sta hier nog steeds. Voorgoed klaar met draaien, dat wel. Hij staat ver van me af maar ik voel hem. Ik weet wat hij wil. Ik heb de beesten gezien. Ik heb de vreselijke sprookjes gelezen. Mannetjesdieren zijn kwaadaardig. Ik zeg het hardop. Boosaardige wezens zijn het. Hallo, meneer wolf. Wees harig. Wees slecht. Dan zal ik suf naar je glimlachen. Ik houd mijn ogen wijd open. Zie je? Ik ben jouw opgejaagd dier. Ik wil mijn champagne! Wanneer je vrijwillig een beest van jezelf maakt heb je niets te verliezen. Ik doe zo mijn best om me te gedragen als een echte dame. Dat weet je toch? Ze zijn allemaal binnengekomen nu. Ze kennen elkaar niet goed, maar ze komen op de een of andere manier vlot met elkaar in gesprek. Ik geloof geen woord van wat ze zeggen, behalve dan van de met goud behangen madam. Ze kijkt niet meer in de spiegel, zeg ze. Ik geloof haar zeker. Al zijn er nog steeds vrouwen die haar tegenspreken. En er zijn nog steeds mannen die haar glas vullen. Wat hebben ze toch allemaal tegen mij? Ik zeg toch niets? Ik zeg niets meer, sinds ze weten dat ik iets ben om betrapt te worden. Zodra ik mijn mond opendoe, schudden ze allemaal het hoofd over wat ze hebben gehoord. Mensen houden er niet van om verteld te worden dat je brult met gesloten lippen. Mijn mond houden is moeilijk. Hier zijn is moeilijker. Op deze manier ben ik een regelrechte leugen. De obscene pop van niemand. Vreemd genoeg houdt ook meneer wolf zich op afstand. Alsof ik het ben die hem angst inboezemt. Alsof ik hem verneder door mijn aanwezigheid. Draai je niet om. Doe wat ik wil. Wees een brave wolf. Ik ben poëzie aan het verzinnen, begrijp je? Hij heeft zijn hoofd opgericht. Hij heeft het begrepen. Ik heb het gezien. Brave wolf. Braaf. Rustig maar. Ik weet waar ik ben. Zelfs nu ik er niet ben. Zelfs nu ik er niet ben, kan ik naar je kijken. Ik zou niet graag daarginds gebleven zijn. Ik ken de wolf. Ik ben de wolf en jij het meisje.
Hallo
ben jij ook niemand?
arm schaap
ik weet alles over liefde
op een lachwekkende manier
ik ben bijna iemand
die de deur uitloopt
meneer?
Amsterdam, 8 september 1965
×