Fragment
ik ben een zwerver
in het land van mijn gedachten
ik slaap
onder de bruggen die ik sla
ik eet
van het bord voor mijn kop
ik drink
uit de bron van mijn verlangen
het pad, het steen, het onkruid
zijn mijn getuigen
mijn gitaar een metgezel
Hoe ik daar dacht
mocht ik grijsaard worden
zal ik dan deze woorden
ooit nog lezen
zal ik dan nog weten
dat ik daar zat
aan de oever van de IJssel
een blauwe druiven etende druif
hoe ik daar dacht
dat ik eigenlijk niets
te denken had
maar desondanks bestond
Space shuttle
vrouwen zweven in zomerse kledij
als onbereikbare planeten
voorbij
en ik in mijn space shuttle
zend berichten uit
die ik zelf niet eens
kan ontcijferen
De druppel en de vonk
in het smeulend haardvuur van de kamer
lag treurig en alleen een vonk
traag tikt de tijd, kil als met een hamer
tot plotseling een stemmetje klonk:
“ik verlang zo naar je warme sferen
je straalt beloften naar mijn hart
laat mij je gloed toch kennen leren”
de vonk keek rond, wel wat verward
daar zag de vonk de druppel smachten
“o druppeltje, je maakt me dol
laat me op je glans niet langer wachten”
ze grepen toen elkander vol
na het hevig sissen en geknetter
de drup verdampt, de vonk vermoord
men heeft, behalve dat gespetter
nooit meer iets van hen gehoord
×