Samenvatting
Lev Tolstoj schreef «Mijn kleine evangelie» tussen 1881 en 1883, enkele jaren na de voltooiing van zijn grote meesterwerken «Oorlog en vrede» en «Anna Karenina». Deze herschepping van de vier evangeliën «in één nieuw evangelie», zoals hij het zelf uitdrukte, was gebaseerd op een uitputtende studie van de Bijbel die Tolstoj maakte in een periode van diepe existentiële zelftwijfel. Op zoek naar antwoord op de levensvragen kwam hij tot de slotsom dat de oplossing voor «het probleem van het bestaan» niet te vinden is religieuze dogma's, maar alleen in de authentieke woorden van Jezus zelf. «Mijn kleine evangelie» kon aanvankelijk niet worden gepubliceerd in Rusland, daar het door de censuur werd bestempeld als strijdig met de kerkelijke leer en staatsvijandig. In 1901 werd Tolstoj zelfs geëxcommuniceerd wegens zijn opvatting dat het christendom de boodschap van Jezus had gecorrumpeerd. Deze verwording van de Kerk had er volgens hem toe geleid dat het christendom zich niet bezighield met de levenspraktijk, maar louter met dogma’s, doctrines en rituelen. De woorden van Jezus daarentegen, meende Tolstoj, waren simpel en helder, en zij waren bovenal gericht op de verlichting van het dagelijks lijden van de mensheid. «Mijn kleine evangelie» maakte diepe indruk op talrijke lezers, onder wie Mahatma Gandhi en Ludwig Wittgenstein, die er volgens zijn eigen zeggen diepgaand door werd beïnvloed. Zij herkenden in dit literaire kleinood een waarachtige inspanning om een ieder van ons te helpen de weg te vinden naar een leven van zuiverheid, oprechtheid alsook geweldloosheid. «Mijn kleine evangelie» biedt, in de woorden van Tolstoj, niet minder dan «Christus zonder het christendom». «Kent u Tolstojs ‘Mijn kleine evangelie’? Dat boek heeft mijn leven gered. U kunt zich niet voorstellen wat een betekenis dit werk voor een mens kan hebben.» – Ludwig Wittgenstein «Zolang de woorden van Lev Tolstoj blijven bestaan, is geen mens tevergeefs op deze wereld geweest.» – Maxim Gorki