Fragment
Mijn JEUGD mijn DEUGD:
pag 90 ev:
Veertien dagen geleden had ik iemand op bezoek. Hij was gewend om voor de middagpot te bidden. Hij bleef eten, dus ging hij nu ook bidden. Hardop...
Ik hoorde hem een prachtig dankgebed uitspreken. Welluidende woorden... Het verbaasde me dat de goede man zo’n opsomming kon maken van allerlei zaken waarvoor hij zijn God bedankte. Zoveel woorden als hij nu uitbraakte, zoveel had hij de hele morgen nog
niet gezegd. En ja hoor, ik kwam ook in dat gebed voor: “Dank U wel, dat ik hier bij Joyce mag zijn en dat we samen een leuke dag mogen hebben”. Daarna was het even stil en toen volgde een eerbiedig en devoot “Amen”. De maaltijd begon: ook daar viel ik zowat uit mijn rolstoel van verbazing. Mijn gast sloeg een voorraadje brood en beleg naar binnen, waarvan Jannie en ik normaliter een week kunnen eten. Ja, ik ben geneigd om hiervoor het woord “onbescheiden” te gebruiken, maar misschien dat onbehouwen of onbeschoft beter past... Kiest u zelf maar uit...
Na het eten begon ik zo goed en kwaad als dat gaat vanuit de rolstoel, de tafel af te ruimen. De dankbare gelovige zat met zijn dikke kont in een lederen fauteuil en dronk zijn beker Optimel leeg. “Lekker spul, toch...” zei hij. Daar bleef het bij. Hij stak geen poot uit. Het was mij niet de moeite waard om er woorden aan vuil te maken.
Afijn, zo halfweg de middag vertrok hij weer: geheel voldaan. Een stevige maaltijd achter de kiezen, voldoende koffie en Optimel gedronken. Hij was helemaal klaar voor de terugreis. Een stevige hand, een vage kus op mijn wang en natuurlijk “Gods zegen”...
Hij heeft voor me gebeden en me zijn-Gods-zegen toegewenst. Hij is er dus klaar mee. Wat wil ik nog meer? Ik ervaarde dat als wat simpel en naïef. Weer zo’n afschuivertje: mij iets toewensen dat van een ander moet komen. Dat is ook zo gemakkelijk gezegd...
Al schrijvende kwamen de herinneringen van die dag weer naar boven. Achteraf bezien ben ik er eigenlijk best pissig op. U vraagt zich af: waarop? Wel, dat vrome gedoe zonder zelf ook maar één vinger uit te steken. Te beroerd om even te helpen. Ik ben goed genoeg om hem 3 uur lang te helpen met een probleem, maar zijn hulp... bestaat alleen maar uit een gebed en een wensje bij het afscheid. Lekker gemakkelijk. Lekker de verantwoordelijk op een ander (zijn God) schuiven. Die moet er maar eventjes voor zorgen dat de tafel afgeruimd wordt. Wel, ieder normaal denkend mens weet, dat ik zelf de tafel af moet ruimen. Je kan bidden wat je wilt, maar de kopjes en andere attributen staan niet zomaar in de keukenkastjes, afgewassen en wel... En als dat wel zo zou zijn, dan waren al heel gauw alle problemen uit de wereld. Immers, een passend gebedje en weg probleem... Maar problemen zijn er nog steeds, meer dan genoeg zelfs, dus kennelijk werkt het niet zo. “We” kunnen het niet afdoen met een gebedje...
Volgens mij had die man (ik had bijna “eikel” geschreven) in zijn welluidend dankgebed nog een paar zinnetjes vergeten: “Dank U, mijn God, dat ik zo gemakzuchtig en te beroerd ben om een ander te helpen. Dank U, dat ik alles maar kan afdoen met een gebed en een vroom gods-zegen-wensje.” Het kan natuurlijk zijn, dat ik er nu helemaal naast zit, want in de pauze tussen de laatste “Dank U” en zijn “Amen” had hij immers een pauze ingelast. Het kan natuurlijk zijn, dat hij daar deze zinnetjes in stilte heeft uitgesproken omdat hij niet wilde dat iemand dat hoorde. Dat zou dan immers afbreuk gaan doen aan zijn geweldige imago van goedgelovige, van een vriendelijk mens, van een betrokken mens...
***************************************************************************************************************************************
van BOY naar JOY(ce):
pag 98 ev:
RÉMI
Alleen op de wereld... is een uitspraak, die ook op mij van toepassing is. Je kunt op verschillende manieren alleen zijn: feitelijk alleen, omdat er niemand bij je is. Van binnen alleen, ook al ben je in gezelschap. Alleen, omdat je niet een liefhebbende familie hebt. Alleen, omdat je opgesloten zit in je zelf. Zelfs in een huwelijk kun je alleen zijn. Ook daarover praten mensen weinig, soms te weinig. Alsof je voor de buitenwereld dat mooie huwelijk in stand moet houden. Het zou beter zijn om te praten. De gevolgen van niet-praten kunnen we bijna wekelijks in de krant en op tv lezen: verscheurde gezinnen met vaak een dodelijke afloop. Het lijkt allemaal zo ver weg, maar ook die dingen zijn vlakbij. Een uiterlijk mooi huwelijk (maar van binnen tot op de draad versleten) in stand moeten houden omwille van kinderen, omwille van de buitenwereld.
"Omwille van..." brengt alleen maar ellende.
Maar goed, ik ga terug naar mezelf... over mijn "alleen zijn", mijn eenzaamheid... Ik ben geboren uit een moeder, die getrouwd was met mijn vader. Het gezin was groot. Het uiteindelijk resultaat was 8 personen. Ouders met 6 kinderen. Ik was de tweede levende. Ik noem dit zo, omdat er ook kinderen zijn overleden. Contact met sommigen van mijn bloedverwanten heb ik niet meer. De reden daarvoor is betrekkelijk eenvoudig: zij verkeren nog steeds in kerkelijke kringen waar mijn "anders-zijn" niet wordt geaccepteerd.
Ik ben die ik ben, en ik kan alleen omgang hebben met mensen, die mij ook willen accepteren. Dat is bij hen dus niet zo. Daarbij komt ook nog dat er nooit een echt gezinsband is geweest. Ook weer zo'n vreemde tegenstelling: opgevoed in een streng geloof, maar het meest elementaire ontbreekt: de liefde voor elkaar en voor de medemens. Wel overal strenge regeltjes voor: geen omgang met buitenkerkelijken, zondags twee keer naar de kerk, in de week een bidstond, eert uwen vader en moeder, gij zult niet vloeken, boos zijn mag ook niet (trouwens daarvoor hadden ze een "mooi" woord: tirrelkop)... ja, alles lijkt van de buitenkant zo "rein en ingetogen".
Natuurlijk waren er ook wel goede kanten, maar die staan in een schril contrast met de andere dingen. Het meest goede was, dat ik eten kreeg als ik niet voor straf naar bed moest. Want ik was in hun ogen o, zo onhandelbaar. Ik was driftig, ik luisterde niet, ik schoffelde de verkeerde planten omver, ik harkte de tuin niet netjes genoeg, ik had de schuur niet goed genoeg gedweild... nee, ik deugde eigenlijk niet. Echt leuke kinderdingen kan ik me niet herinneren. Dat is diep, diep triest. Er werd heel veel gedaan voor de buitenkant. De mensen mochten vooral niet denken dat ze niet christelijk genoeg waren. Nee, voor de buitenkant was alles koek en ei... Nu kijk ik daar naar als een boek met een prachtige omslag, maar alleen maar lege en helemaal zwarte bladzijden.
Nee, ik veroordeel ze niet.
Nee, ik haat ze niet.
Nee, ik heb er ook niets mee.
Heel erg jammer, want ik had graag familie willen hebben die van me houdt en die me kan accepteren zoals ik ben. Een familie waar ik mijn trauma mee had kunnen delen. Dat kan jammer genoeg niet. Sommigen van hen hebben hun eigen kinderen even veel geslagen zoals ik ben geslagen. Zij willen daar niet mee geconfronteerd worden en willen er niet over praten. Sommigen van hen hebben voor die kindermis-handelingen ook een Bijbeltekst gevonden: "Wie zijn kinderen liefheeft, slaat hen met de roede". Hoera! God heeft hun mishandelen gelegaliseerd. Zij gaan vrijuit!
Ik kan en wil niet meer in zo'n liefdeloze omgeving leven of daarmee contact onderhouden. Dat heb ik lang genoeg gedaan en het heeft me niets gebracht. Geen enkele liefde, alleen maar verplichtingen en heel erg veel lichamelijke pijn door de aanhoudende strafmaatregelen, om over de andere dingen maar te zwijgen.
Ik denk nu nog steeds dat God liefde is. Als het mishandelen van kinderen gerechtvaardigd kan worden door de bijbel, dan is het geloof een illusie. Als de bijbel dan de basis is voor geloof en als Jezus aan het kruis de moordenaar naar de hemel liet gaan, waar halen dergelijke mensen dan het recht vandaan hun kinderen zo te misbruiken? Opvoeden met geweld, slaan en dreigingen.
Is dat ouderliefde? In mijn optiek zijn dergelijke mensen minstens zo gedragsgestoord als ze van mij denken. En in die zin veel erger, want ze slaan, misbruiken, bedreigen...
×