Samenvatting
Een journalist van bij ons gaat het merkwaardige land Transvilië bezoeken. In de gehele wereld wordt er veel stemming gemaakt tegen dit hertogdom, waar geen democratie heerst en waar - o, gruwel - een standenmaatschappij bestaat. Daar moet de bevolking wel verschrikkelijk lijden, is de algemene overtuiging. Onze journalist krijgt een fotograaf mee, die niet opvalt door enige beschaving maar wel precies denkt wat je zo denken moet. Vervelend wordt het als deze fotograaf, al kort na aankomst in Transvilië, een lompe en op z'n minst tactloze actie uitvoert om zijn ideeën te demonstreren. Hij komt in de gevangenis terecht en lijkt daar nog wel even te moeten blijven. In Transvilië is men niet van zijn optreden gediend. Directe aanleiding voor de wereldpers om het voor hem op te nemen en hem af te schilderen als een martelaar voor onze politieke verworvenheden. Intussen kijkt de journalist rond in Transvilië. Hoewel hij ook probeert zijn collega zoveel mogelijk bij te staan, spreekt hij met allerlei mensen die hem aspecten van de Transvilische samenleving laten kennen. Eén ding wordt hem volledig duidelijk: ongelukkig is men niet in dit land. Leeft men er wat ouderwets? Kent men er zijn plaats? Heerst er niet de enorme zelfoverschatting die de mensen buiten Transvilië constant wordt aangepraat? Terwijl hij geleidelijk een beeld krijgt van een maatschappij die eenvoudigweg totaal andere uitgangspunten heeft dan de onze en misschien recht van bestaan heeft, maakt men zich buiten Transvilië op tot de aanval over te gaan. Bij het eerste precisiebombardement dat door de Amerikanen wordt uitgevoerd om de bewoners van Transvilië de democratie te brengen, wordt door een verkeerde berekening de gevangenis waar de fotograaf verblijft, compleet vernietigd. Uiteindelijk legt men de hele, nog gaaf barokke hoofdstad plat. Maar gaat het wel om de democratie? Niet om de goudmijnen van Transvilië?