Samenvatting
De zomerzonnewende, een in Nederland vrijwel vergeten feest, wordt door de auteur tot in detail weer tot leven gewekt. De seizoenfeesten behoorden, reeds in prehistorische tijden, tot die dingen van het volksleven die voor de mensen belangrijk waren, omdat ze een keerpunt in de natuur betekenden. Dat gold zeker voor de tot Sint Jan gekerstende midzomerdag die met uitbundige festiviteiten gepaard ging. Hoe hebben onze voorouders hun tijd begrepen, de langste dag beleefd, toen de zonnecultus een overheersende plaats innam? En welke overblijfselen van het feest der zomerzonnewende leefden in volksgeloof en volksgebruik nog lange tijd voort en behoren nog in onze tijd in Scandinaviƫ en enkele gebieden in de Alpen tot de levende folklore? De auteur tracht, gebruik makend van oude bronnen, deze vragen te beantwoorden aan de hand van onderwerpen als heilzame kruiden, bloementooi, midzomervuren, dauw en water, orakels en ommegangen. De geheimzinnigheden in de kortste nacht van het jaar, die we uit sagen en volksgeloof kennen, ademden nog lang de geest van het heidendom.