Fragment
De winkel lag op een kruispunt, een ideale locatie. ’Het is Brussel of Antwerpen,’ zegden zijn ouders, hij was maar wat blij dat het Antwerpen niet geworden is, zo’n accent zou pijn aan zijn kaakspieren doen.
Op de andere hoeken van het kruispunt van de kruidenierswinkel : respectievelijk een café met een hond op drie poten, Jacky was ooit onder de tram geraakt, een beenhouwerij waarvan de beenhouwer op zondagnamiddag zuurstofflessen in de koffer van de auto stak en een bakkerij met een ronde bazin die haar zoon bejubelde. ’Hij heeft vandaag iets leren lezen „Jeuf doet één doif doedt’' herhaalde ze fier. De beenhouwer is sportduiker, heeft altijd een rode kop, in zijn fantasie is die paars onder water, door de druk.
×