Samenvatting
In de tweede helft van de twintigste eeuw verwachtte men in Duitsland - maar ook in enkele andere landen - door het explosief stijgende gebruik van de personenautomobiel veel van de toepassing van ondergrondse stedelijke openbaar vervoerssystemen. Omdat volledig onafhankelijke metronetten voor veel steden een maatje te groot, en in elk geval te kostbaar waren ontwikkelde men een tussenvorm tussen metro en tram, die in etappes en naar behoefte tot stad kon worden gebracht. Gaandeweg bleek deze ontwikkeling toch te hoog gegrepen en kwam het geld ervoor minder gemakkelijk beschikbaar. Moderne lagevloertrams in autovrije binnensteden bleken tegen aanzienlijk lagere investeringen de beoogde effecten evengoed te kunnen bereiken. Dit boek geeft een overzicht van wat er in West-Europa en elders op dit gebied tot stand is gebracht en hier en daar nog steeds in uitvoering is. Het wil enige orde scheppen in de veelheid van verschijningsvormen van wat we gemeenlijk de "Stadtbahn" noemen. Het wordt goeddeels aan de lezer overgelaten hoe hij de betekenis van dit alles inschat.