Samenvatting
“Met tranen in myn ooggen vat ik de pen op,” zo schrijft Maria Malijs in 1828 vanuit een kolonie van Weldadigheid in Drenthe aan de regenten en regentessen van het Heilige Geest Weeshuis. Ze heeft heimwee naar Leiden en voelt zich diep ongelukkig. In dit boek zijn 58 Leidse weesbrieven opgenomen. Om recht te doen aan de taal waarin ze zijn geschreven, is ervoor gekozen om zowel een transcriptie als een hertaling te geven.
"Met tranen in myn ooggen vat ik de pen op," zo schrijft Maria Malijs in 1828 vanuit een kolonie van Weldadigheid in Drenthe aan de regenten en regentessen van het Heilige Geest Weeshuis. Ze heeft heimwee naar Leiden en voelt zich diep ongelukkig. Maria's brief is een van de 466 brieven in het archief van het Leidse weeshuis, geschreven door (voormalige) bewoners, familieleden en andere betrokkenen. De brieven dateren voornamelijk uit de tweede helft van de achttiende en de eerste helft van de negentiende eeuw. Zowel door de manier van schrijven als door de inhoud geven de brieven ons een goed beeld van het leven in en rondom het weeshuis. Daarnaast weerspiegelen ze de maatschappelijke en politieke veranderingen van die tijd. In dit boek zijn 58 brieven van Leidse wezen opgenomen. Om recht te doen aan de taal waarin ze zijn geschreven, is ervoor gekozen om zowel een transcriptie als een hertaling te geven. De hertaling geeft de brief weer in hedendaags Nederlands, waarbij geprobeerd is zo dicht mogelijk bij de toon en het karakter van het origineel te blijven. De annotatie geeft inzicht in context en aanleiding en, waar nodig, uitleg bij het woordgebruik.