Samenvatting
3 mei 1990 Vanmorgen stond opeens generaal Hein de Villefort du Toit voor mijn deur. Omdat mijn flat nog leeg is (de container is onderweg van Durban naar hier) gingen we naar het Wiener Café in Hillbrow. Hij wilde me waarschuwen dat mij donkere tijden stonden te wachten. In Pretoria wordt thans gesproken in termen van: Oltmans bedelt altijd om geld, Oltmans kan in Holland nergens meer schrijven, Oltmans wordt door niemand serieus genomen, Oltmans is in alle opzichten nu alleen nog maar schadelijk voor Zuid-Afrika. Ik zei dat naar mijn mening Nothnagel in Den Haag schadelijk voor Zuid-Afrika was. „Ja, hij is gek,” aldus Du Toit. Ik verdedigde me en zei dat ik de laatste tijd juist wel op televisie was gevraagd in Nederland en dat Geert Mak een interview met me in De Groene Amsterdammer had gepubliceerd. Terwijl Du Toit zat te praten, trachtte ik vliegensvlug te analyseren waar deze nieuwste sabotage van mijn werk hier weer vandaan kon komen. Was het Nothnagel die een spaak in mijn wiel stak, of was het – voor de duizendste maal ¬–Buitenlandse Zaken, die mij de emigratie naar Zuid-Afrika niet gunde? De mededeling van Du Toit komt drie dagen nadat ik, ook op aanmoediging van president De Klerk en diens woordvoerder Casper Venter, permanent met m’n hele hebben en houden ben overgekomen. „Je vriend Casper Venter heeft mij ook al opgebeld naar aanleiding van deze nieuwste verhalen over jou in Pretoria. Casper is een bureaucraat. Hij vermijdt liever moeilijkheden. Ook al zou u niet door president De Klerk zijn ontvangen, dan zou Nothnagel dezelfde bezwaren tegen u hebben gemaakt. Ik moet u echter berichten dat het Zuid-Afrikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken tot op het hoogste niveau thans ook tegen u is. Ook onze vriend Maritz Spaarwater is verboden nog verder contact met u te hebben.”