Fragment
Een scène vooral had indruk op mij gemaakt tussen de verhalen die zij mij vertelde. Het was gebeurd toen zij nét bevallen was van mij, haar zevende kind. Mijn vader was de slaapkamer binnen komen lopen, bij het vee vandaan, en had gekeken en iets gezegd. Een paar lieve woorden, vlak na mijn geboorte, bij het zien van het baby’tje dat daar bloot en wel op de weegschaal van de verloskundige lag. Wat een vrouwtje… had hij gezegd.
Het maakte diepe indruk op mij: het was een bijzonder geschenk wat ze mij aanreikte. Mijn eigen vader, van wie ik mij niets herinnerde, had, als een fee, mijn prille bestaan en vrouw-zijn erkend. Dit waren woorden die ze mij, pas vele jaren na mijn scheiding, toevertrouwde toen ik haar op een dag zei dat ik zo weinig wist over hem. Het deed me goed, troostte me over zijn vroege dood. Op diezelfde herfstige avond in september 1941, de oorlog was al bijna anderhalf jaar aan de gang, was hij op de fiets of met de auto die hij al had, naar het gemeentehuis van ons dorp gegaan om te melden dat hij een dochtertje had gekregen, zijn zevende kind. Gemma moest ze heten. Alle broers en zusjes waren vernoemd naar familieleden: dit was een nieuwe naam: de naam van een Italiaanse heilige die overleden was in het jaar van zijn geboorte: 1903.
×