Samenvatting
‘Welkom in het kleiparadijs!’ lacht een jongen met zwart haar en donkere ogen naar Mathilde. ‘Jou heb ik hier nog nooit gezien.’ ‘Ze is mijn nichtje,’ roept Fonske. ‘Mathilde komt bij ons wonen!’ Een paar buurvrouwen kletsen zich op de dijen van de lach. ‘Als ze daar maar geen spijt van krijgt!’ ‘Trek het je niet aan, ze bedoelen het niet kwaad,’ fluistert tante terwijl ze haar klompen voor een van de huisjes uitdoet. ‘Kom, we gaan gauw naar binnen.’ De Rupelstreek, 1900. Na de dood van haar moeder komt Mathilde in het gezin van haar tante en oom terecht. Met negen kinderen wonen ze in een piepklein huisje op een steenbakkerij. Van klein tot groot, iedereen moet keihard meewerken. Mathilde schrikt van het zware leven. Al snel neemt ze het besluit om niet de rest van haar leven op een steenbakkerij door te brengen. Hoe dol ze ook is op Marie, Rosalie, Prosper en Fonske … Ze wil vluchten! Een ontroerend en realistisch verhaal over een moedig meisje en het leven aan het begin van de 20ste eeuw.