Samenvatting
Mathematica Christiana vormt een illustratie van het eerder verschenen Trans-atheïsme.
Volgens de auteur is het klassieke, westerse objectivisme een van de hoofdoorzaken van tegendoelmatigheid, zowel in onze wereldbeelden (de metafysica, de ethica en de logica) als in ons zogenaamd 'wetenschappelijk' denken. Wie abstractie maakt van het waarnemend en denkend subject, verkrijgt een wereldbeeld of een theorie welke gedoemd is om aan haar eigen innerlijke tegenspraken tenonder te gaan: zo'n theorie wemelt van de paradoxen die haar van binnenuit aanvreten, inconsistent maken en vernietigen.
In Trans-atheïsme werd gepoogd om dat te demonstreren met een weerlegging van de metafysische relevantie van het fysicalisme en met de initiatie tot een metafysisch denken dat niet het energetisch-materieel substaat (van het fysicalisme) en ook niet het 'gebeuren' (van het 'procesdenken') maar wel de (ethische, vrije, persoonlijke) handeling (en in de eerste plaats de goddelijke scheppingsact) als enig geldig beginsel aanneemt.
Mathematica Christiana tracht de geldigheid van dit 'alleenzaligmakend' beginsel hard te maken aan de hand van enkele reflecties over de grondslagen van het tellen, de verzamelingsleer en het kansrekenen. Meteen wordt ook de relatie gelegd tot de metafysische basis van de theorie, welke een teleologisch karakter heeft.
Ongewild en geheel impliciet wordt aldus op menig vlak teruggekeerd naar het denken van de scholastische middeleeuwen dat ingevolge een vaak oppervlakkig maar vandaag alle succes monopoliserend post-modernisme onterecht als voorbijgestreefd wordt beschouwd.
Mathematica Christiana is, net zoals Trans-atheïsme, geen definitief oeuvre, doch slechts een kleine aanzet tot een nieuw denken waarvan de auteur gelooft dat het in de komende eeuw geleidelijk veld zal winnen: een denken dat niet langer gericht is op beheersing en bemachtiging maar op bewondering en aanbidding.