Samenvatting
Poëtisch prozadebuut van de Nobelprijswinnaar voor de Literatuur 2020 over het grote mysterie van taal en tijd, van wat is, wat is geweest en wat zal komen, en de betoverende wereld van onze kindertijd.Deze wonderlijke kroniek vertelt over het eerste levensjaar van de tweelingzusjes Marigold en Rose. Ze leren trapklimmen, bekijken elkaar als criminelen door de spijlen van hun bedjes, en beginnen te spreken.Zowel triest als grappig, en doordrongen van een gevoel van stoïcijnse verwondering beschrijft dit proza het ontluiken van twee karakters in een wereld vóór de taal. Een sprookje en tegelijk een sage van meerdere generaties; een stuk voor twee handen dat ook een symfonie is; een gedicht, maar tevens een briljante autobiografie.