Samenvatting
Onder de duizenden Joodse vluchtelingen die in ons land een schuilplaats zochten toen Hitler in Duitsland aan de macht kwam, bevonden zich enkele honderden christenen. Ze werden, tot de oorlog uitbrak, gescheiden van andere Joden, in vluchtelingenkampen ondergebracht. De Nederlandse doopsgezinden hadden hun broederschaphuizen opengesteld voor groepen Duitse kinderen en volwassenen. In dit boek wordt de bittere weg beschreven van deze vluchtelingen: de kinderen via Fredeshiem (Steenwijk) naar onderduikgezinnen, de volwassenen vanuit Schoorl, via Elspeet, Sluis en Noord-Frankrijk naar Westerbork. Doopsgezinden als Leny Leignes Bakhoven, Jacob ter Meulen, en Abraham Mulder zetten zich voor hen in. De basis voor deze studie wordt gevormd door materiaal uit openbare en particuliere archieven. Bovendien zijn de notulen van een doopsgezinde Werkgroep Zaanstreek vanaf 1940 integraal opgenomen. Deze werkgroep werd speciaal voor hulp aan Joodse vluchtelingen opgericht door Cor Inja en kreeg materiƫle steun van Zaanse bedrijven als Honig.