Samenvatting
In hun fameuze Dagboeken deden EDMOND [1822-1896] en JULES [1830-1870] DE GONCOURT op levendige wijze verslag van het culturele en literaire leven in Parijs in de tweede helft van de 19e eeuw. Minder bekend is dat de broers ook veel over kunst hebben gepubliceerd en een aantal romans hebben geschreven: in 1867 verscheen MANETTE SALOMON, een roman over kunst, hartstocht en onvermogen tot geluk. Deze roman laat zich lezen als een kroniek van het Parijse kunstenaarsleven in de periode 1840-1865.
Rond 1840 leren vier jongemannen elkaar kennen in het prestigieuze atelier van de historieschilder Langibout. In 155 korte hoofdstukken leeft en lijdt de lezer met ze mee, is getuige van hun wederwaardigheden, hun successen, hun mislukkingen, hun fortuin, hun miserie. De roman beslaat een periode van 25 jaar, waarin de levens van de vier soms parallel lopen, ze elkaar uit het oog verliezen en ook weer tegen het lijf lopen. De naamgeefster van het boek, schildersmodel Manette Salomon, doet halverwege de roman haar intrede.
Hoofdfiguur is de gedreven schilder Coriolis, een aristocratische estheet. Wanhopig op zoek naar een geschikt model voor een stagnerend werk ontwaart hij Manette Salomon in een omnibus. Deze eigengereide jonge vrouw wordt zijn model, zijn muze, zijn minnares, zijn vrouw en de moeder van zijn zoon. Maar langzaam maar zeker neemt Manette de regie over Coriolis' leven over: zij bepaalt waar, wat en hoe hij moet schilderen, ze vervreemdt hem van zijn vrienden en doodt uiteindelijk zijn talent en zijn creativiteit.
Anatole, een talentvolle flierefluiter en altijd in geldnood, is Coriolis' vriend. Na een periode vol miserie trekt hij in bij Coriolis en wordt dikke vrienden met diens aapje Vermillon.
De middelmatige maar ambitieuze Garnotelle, een intrigant en netwerker avant la lettre, weet tot de hogere kringen door te dringen en vele opdrachten te versieren; hij wordt een rijk man met aanzien, wiens pad geregeld dat van de anderen kruist.
Nummer vier is de eeuwige rebel Chassagnol, die tekeer gaat tegen alles wat 'bourgeoisie' en 'establishment' is; hij discussieert veel en graag over kunst en kunstenaars.
Sprankelende dialogen worden afgewisseld met impressionistische natuurbeschrijvingen, stadse avonturen met intieme overpeinzingen.
In zijn boeiende nawoord gaat de Belgische filosoof en kunstcriticus ERIC MIN in op het gemiste rendez-vous van de Goncourts met FĂ©licien Rops en Manette Salomon als de incarnatie van de moderne vrouw bij Baudelaire en Rops. Anneke Pijnappel vertaalde de roman.
De auteurs
EDMOND [1822-1896] en JULES [1830-1870] DE GONCOURT, die dankzij een erfenis niet hoefden te werken, besloten hun leven geheel aan de kunst en de literatuur te wijden. In hun befaamde Dagboeken portretteerden zij van 1851 tot 1896 tal personages uit de [Parijse] wereld van kunst, politiek en wetenschap; eerst samen, na het overlijden van Jules zette Edmond de dagboeken voort tot zijn dood in 1896.
Hun naam leeft voort in de Academie Goncourt, die elk jaar in Frankrijk de belangrijke literaire Prix Goncourt toekent.