Samenvatting
Eigenlijk ga ik bij het schrijven van deze verhalen te werk als een kunstschilder. Voor mij staat een wit doek dat ik met kleur wil vullen. Dat lege doek is in deze novellen een man met een leeg bestaan, kleurloos, zinloos en der dagen zat. Dan treft hij een kat, hond, kind, vrouw (lees ook mijn roman: Vrouwenman) of een paard, die dat lege blad inkleurt. De man komt tot leven, dat hij in dienst stelt van de ander. Dat doet deugd aan zijn geatrofiƫerde altro; het vervult hem met een liefde voor die ander. Een soort reset and play, hem geschonken door de goden of het noodlot, of gewoon door zijn eigen verlangen.
Soms komen belangrijke ontmoetingen tot stand in een oogwenk. Letterlijk: het oog flitst even opzij, attent gemaakt door een subliminaal beeld, en in dat oog valt die ander. In dit geval een paard dat vast zit in schapengaas. Het kan ook zijn dat het paard de man telepathisch riep. Paarden kunnen dat, zeker als ze veel met mensen omgaan en dit is een oud groentekarrenpaard. De man bevrijdt het paard en gaat er voor zorgen. Wandelen langs weggetjes en de dijk, waar genoeg te grazen valt, een stalletje timmeren. Dan gebeuren er een aantal opeenvolgende ingrepen door onbekenden en ze worden vogelvrij.