Fragment
Die slapeloze en verschrikkelijke nacht schoten mijn gedachtespinsels alle kanten op.
Twee behoeftes die steeds bovendreven, lieten me die nacht niet meer los. De eerste was dat ik ontzettend graag mijn advocaat wilde bellen. Niet om uitleg te vragen. Ook niet om in een vriendelijk gesprek alle openstaande acties nog eens te bespreken. Ik wilde hem de huid volschelden. Ongegeneerd en zonder remmingen.
Het liefst had ik hem uren lang uitgemaakt voor alles wat lelijk is en stinkt. Ik zou heel hard ‘wrattenzwijn vol neten’ tegen hem willen schreeuwen. Of ‘ontplofte peer met haar’. Liever nog had ik oog in oog met hem gestaan. Dan had ik al zijn poriën dichtgekit met purschuim. Of zijn neusharen verwijderd met een elektrische heggenschaar.
Tijdens het lezen van zijn mail kwam die behoefte al in me boven. Een oerdrift die haast niet te negeren viel. Gelukkig won mijn verstand het van mijn gevoel. Van de andere kant zou het me enorm opluchten.
Mijn opgekropte woede wilde ik over hem uitstorten. Dat verdiende hij.
×