Samenvatting
In de oudheid waren er twee soorten inwijdingswegen. De ene werd onder meer gepraktiseerd in de noordelijke mysteriën en leidde naar de geestelijke wereld achter de natuur: de macrokosmos. De andere werd gepraktiseerd in de Isis- en Osirismysteriën van het oude Egypte en leidde naar de geestelijke binnenwereld: de microkosmos. Beide wegen worden hier door Rudolf Steiner uitvoerig geschilderd, inclusief de gevaren die ermee verbonden waren. Dat zijn enerzijds een verloren gaan van het ik in de noordelijke mysteriën en anderzijds een samenballing van het ik tot extreem egoïsme in de Egyptische mysteriën. Daarnaast bevatten deze voordrachten een unieke beschrijving van de indeling van de bovenzinnelijke wereld en de relatie daarvan tot de mens. Ook wordt de werkzaamheid van de planeten in de mens, overdag en 's nachts, uitvoerig toegelicht. De voordrachten worden afgesloten met een beschrijving van de hedendaagse scholingsweg en van het toekomstige 'hartdenken'. In zijn nawoord gaat David Mulder nader in op deze voordrachten. Uitgangspunt daarbij is zijn ervaring dat het werk van Steiner enerzijds zeer vertrouwd aanvoelt, maar anderzijds vaak moeilijk te doorgronden is.