Fragment
Het Röntgenapparaat is wel stoer. Ik moet op een ander bed gaan liggen waar een soort gigantische machine boven hangt. Het lijkt wel een camera voor een reus! Binnen een paar tellen is de foto gemaakt en kan ik weer terug op mijn eigen ziekenhuisbed.
Lilly rijdt me terug naar mijn kamer waar ze zegt dat ik moet wachten op de dokter.
Met een grote zucht laat mama zich op de stoel naast het bed zakken.
‘Wat een dag, wat een nacht,’ hoor ik haar zacht zeggen. Dat is mama’s bekende uitspraak als ze een zware dag heeft gehad. Dan ploft ze thuis op de bank en zegt ze: wat een dag, wat een dag.’ Nu snap ik de verandering wel naar: wat een dag, wat een nacht. Op de klok, die boven de deur hangt, zie ik dat het al bijna half twee ’s nachts is.
×