Samenvatting
Centraal in de verbeelding van erotiek tussen broer en zuster, klassiek thema in literatuur en film, staat het incestverbod als bron van spanning tussen overeenkomst en verschil. Broer en zuster delen dezelfde genen en juist hierom horen ze samen en lopen hun wegen uiteen. Tot halverwege de twintigste eeuw bezat dit thema een absolute, want transcendente dimensie. Het incestverbod was van (een) god gegeven. Anders ligt het in onze geseculariseerde wereld. Binnen deze context onderzoekt Marie-Anne Coebergh de visie op overeenkomst en verschil, de twee betekenisproducerende principes van onze cultuur. Voorheen nog onwrikbare tegenstellingen als ratio versus verbeelding, zwart versus blank of man versus vrouw gelden steeds vaker als graduele verschillen. In de ban van het incestverbod toont deze ontwikkeling aan de hand van vier paradigmatische teksten: Debrot, Mijn zuster de negerin, Campert, Het satijnen hart, Van Woerden, Ultramarijn en Van Warmerdams film Grimm.