Fragment
Ik kon een akelige japon aan hebben gehad. Een japon bezaaid met scheuren, overdekt met modder en doordrenkt van water. Het zou me niet verbazen als er hevige rillingen over mijn lijf gingen. Dat zij mij aldoor van top tot teen overmeesterden. En dat mijn gezicht lijkbleek zou zijn geweest en mijn ogen vol paniek.
Maar, ik wist het niet. Het enige wat ik me kon herinneren, was de sensatie van het Zijn. Het Zijn beangstigde mij, benauwde mij, knelde mij en stikte mij beetje bij beetje weg tot ik het gevoel kreeg er bijna niet meer te zijn. Dit Zijn was allesbehalve fysiek en zonder woorden. Het doorsneed mijn ziel.
Het intens stralende, witte licht dat mijn omgeving illumineerde, leek mij uit te willen nodigen naar een ander begin. Ik wilde wel en probeerde uit alle macht me er naar toe te dwingen. Het wilde niet baten.
De aanwezigheid van het Zijn was er, op laag vuur, en vocht desondanks vurig tussen hoop en wanhoop, tussen angst en moed tot de laatste poging. Een gil...
Ik hing niet meer. Er was geen boom, geen touw te bekennen.
Het Zijn keerde tot rust.
×