Fragment
Driekoningen dit jaar.
Al maanden probeer ik een songtekst te schrijven waarin al mijn gevoelens passen. Dit is echter nog zo nieuw en onbekend voor me dat geen enkel woord de juiste diepte weet te raken van wat ik voel. Ben zou het waarschijnlijk vergeleken hebben met de dikke sneeuwwolken die zich langzaam boven het graf verzamelen. Het lijkt beangstigend – ik heb altijd een angst gehad voor laaghangende bewolking – maar uiteindelijk, onder de juiste omstandigheden, gebeurt er iets magisch: het gaat sneeuwen. Ben heeft altijd een fascinatie voor sneeuw gehad. Iets wat ik zelf nooit heb begrepen, maar ik hou van de sneeuw omdat Ben ervan hield.
In de verte hoor ik het gietijzeren hek piepen en kraken. De kerktoren slaat vijf uur. Waarschijnlijk begint straks de kerkdienst. Aan Driekoningen doen ze bij deze kerk niet, maar op zondag gaan de diensten natuurlijk gewoon door. Alles in het leven gaat gewoon door. Behalve Ben.
Ik lig op mijn rug op de koude steen en staar naar de donkere lucht boven me. Ik hoop dat de weersvoorspellingen het deze keer bij het juiste eind hebben, en dat er daadwerkelijk een sneeuwstorm aankomt. In dat geval blijf ik hier liggen tot ik bedolven ben onder sneeuw en ijs. Koud genoeg om ook mijn graf in te gaan.
‘Ik mis je,’ fluister ik tegen de ijle lucht. Mijn stem klinkt vreemd en hol. Sinds april heb ik nauwelijks gesproken. Het doet er toch niet meer toe. Niets wat ik ooit nog ga zeggen, doet ertoe. Puur en alleen omdat ik alles wat ik had moeten zeggen, de dingen die echt belangrijk waren, niet uitsprak tegen degene die er nu niet meer is. En er ook nooit meer zal zijn. De tranen rollen als vanzelf weer over mijn gezicht. Het liefst zou ik hier blijven liggen. Voor altijd.
‘Sam heeft me uitgenodigd om Driekoningen bij hem te vieren. Het was dit jaar sowieso zijn beurt.’
Dit jaar.
Ik slik weer een brok van woede, vermengd met allerlei andere emoties, door. Vorig jaar lag de beurt bij Ben. Onze eerste echte kus. De eerste keer dat we onszelf aan elkaar toevertrouwden. Waarom hadden we maar zo kort samen? Nog geen vier maanden. Met mijn vingers volg ik de letters die in het steen gekerfd zijn. Moderne, statige letters. Precies zoals de familie Schaackoord zich graag profileert, maar het is niet hoe Ben was.
Ben, de liefde van mijn leven, maar ook mijn licht. Mijn alles.
Benjamin Schaackoord. Zodra ik langs de rug van de D ben gegaan, begin ik weer opnieuw. Ik kan iedere letter op de zwart granieten steen al dromen. Het citaat uit Openbaringen bovenaan, HIJ ZAL ALLE TRANEN UIT HUN OGEN WISSEN, zijn naam, zijn geboortedatum en de dag dat hij stierf. Twee maanden voor zijn zesentwintigste verjaardag. Het lijkt net of die ene fatale dag ieder moment weer kan plaatsvinden. Dat onheilspellende gevoel van naderend onheil wil maar niet uit mijn systeem.
‘Ik hoop dat ik goed voor je ben geweest,’ fluister ik tussen mijn tranen door. ‘En ik hoop dat je mijn liefde hebt gevoeld. Dat je zag hoeveel ik van je hield.’ En nog steeds hou ik van Ben. Dat gevoel wat ik vorig jaar voor het eerst hardop uitsprak is onveranderd. Het enige wat veranderd is, is dat ik nu niet meer bang hoef te zijn dat ik hem kwijtraak. Onze liefde is gesmolten. We hebben mogen dansen in de sneeuw en ik hoop maar dat Ben er net zo intens van heeft genoten als ik.
‘Kon je me maar een teken geven.’
De wind trekt aan en de kou dringt tot diep in mijn botten door. De sneeuw komt eraan. Het liefst sluit ik mijn ogen en laat me meevoeren met de eeuwigheid. Het is goed zo.
‘Geef me alsjeblieft een teken,’ fluister ik. ‘Zodat ik weet hoe ik verder moet.’
En óf ik wel verder moet.
×