Fragment
Vandaag staat er een schoen op de weg. Een nette, gepoetste herenschoen.
In de stad ziet Leena ook wel eens schoenen liggen, maar dat lijkt haar normaal, gezien de haast die de mensen daar hebben.
Maar hier, vlak bij haar huis, op de nogal verlaten landweg?
Een poosje kijkt Leena naar de schoen. Hij staat er met zo'n vanzelfsprekend air dat ze zich geremd voelt hem op te rapen. Maar kun je hem overlaten aan het nu nog stille plaveisel, waar straks ongetwijfeld een tractor over zal rijden? In gedachten ziet ze de glanzende schoen geplet tot een onooglijk stuk leer.
Wat een dilemma.
Leena kijkt om zich heen of er misschien ergens iemand te zien is die in aanmerking komt de eigenaar te zijn.
De polder is leeg, de weg verlaten.
Opeens raapt ze de schoen op. Tussen twee vingers, zodat het een gering oprapen blijft. Zo laat ze hem zakken op een van de palen van de tuinafrastering.
Van een afstandje kijkt ze. De schoen staat daar triomfantelijk, als een beeld op een sokkel.
Met dat air. Met dat autonome.
Misschien is hij van niemand.
×